Disclaimer: Deze Bijbelstudie is gemaakt door leden van onze gemeente maar kunnen interpretaties of meningen bevatten die niet per se door iedereen gedragen worden binnen onze Gemeente.

Openbaring 2-3 (Boodschap van Christus aan de kerken)

Introductie

De openbaring van Jezus Christus werd door God aan Johannes gegeven ‘om zijn dienstknechten te laten zien wat er spoedig moet gebeuren’. Het boek is waarschijnlijk geschreven tussen 90 en 95 na Christus, toen Johannes werd verbannen naar het eiland Patmos. Het boek was gericht aan de zeven kerken in de provincie Azië.

De zeven kerken die in Openbaring 2-3 worden beschreven, zijn zeven kerken in de tijd dat de apostel Johannes Openbaring schreef. Hoewel het destijds letterlijk aan kerken in Klein-Azië is geschreven, is er ook een geestelijke betekenis voor de kerken en gelovigen van nu. Het eerste doel van de brieven was communiceren met de kerken en hen in hun behoefte voorzien. Het tweede doel was te laten zien dat zich zeven verschillende soorten individuen/kerken zich door de geschiedenis heen hebben gemanifesteerd en om hen instructies te geven.

Aan het einde van hoofdstuk 1 zien we dat Jezus ook zeven sterren in Zijn rechterhand houdt. Jezus legt uit dat dit de zeven engelen (of boodschappers) van de zeven kerken zijn. Het woord voor boodschapper wordt normaal gesproken vertaald als engel, maar kan, afhankelijk van de context, ook vertaald worden als pastor. De zeven sterren kunnen dus de zeven engelen zijn of de zeven pastors van de zeven kerken. De vertaling van ‘pastor’ lijkt zinvoller omdat deze predikanten in de rechterhand van Jezus een beeld geven van Jezus die hen controleert en hoedt.

We gaan de boodschap onderzoeken die Jezus had voor de kerken in de tijd van Johannes en hoe deze kan worden toegepast op de kerk van onze tijd.

Vragen

1. Lees Openbaring 2:1-7. Wat heeft Jezus te zeggen tegen de gemeente in Efeze?

2. Lees Openbaring 2:8-11. Wat is Jezus’ boodschap aan de kerk van Smyrna?

3. Lees Openbaring 2:12-17. Wat zegt Jezus tegen de gemeente in Pergamum?

4. Lees Openbaring 2:18-29. Wat is Jezus’ boodschap aan de gemeente in Thyatira?

5. Lees Openbaring 3:1-6. Welke boodschap had Jezus voor de kerk in Sardis?

6. Lees Openbaring 3:7-13. Wat zegt Jezus tegen de kerk in Filadelfia?

7. Lees Openbaring 3:14-22. Welk advies geeft Jezus aan de gemeente in Laodicea?

8. Onderzoek van de zeven kerken. Van welke van deze kerken zou u deel willen uitmaken? Welke kerk lijkt het meest op de kerk waar jij deel van uit maakt? Op welke manier?

Antwoorden

1. Lees Openbaring 2:1-7. Wat heeft Jezus te zeggen tegen de gemeente in Efeze?

Openbaring 2:1 Schrijf aan de engel van de gemeente in Efeze: Dit zegt Hij Die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt, Die te midden van de zeven gouden kandelaren wandelt:

2. Ik ken uw werken, uw inspanning en uw volharding, en weet dat u slechte mensen niet kunt verdragen, en dat u hen op de proef hebt gesteld die van zichzelf zeggen dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn, en dat u hebt ontdekt dat zij leugenaars zijn.

3. En u hebt moeilijkheden verdragen, en volharding getoond. Om Mijn Naam hebt u zich ingespannen en u bent niet moe geworden.

4. Maar Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde hebt verlaten.

5. Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen en bekeer u en doe de eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, als u zich niet bekeert.

6. Maar dit hebt u vóór, dat u de werken van de Nikolaïeten haat, die ook Ik haat.

7. Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint, hem zal Ik te eten geven van de Boom des levens, die midden in het paradijs van God staat.

Jezus blijft dicht bij ons (Openbaring 2:1) Hij kent ons – Hij weet wie we zijn, waar we wonen en van welke kerk (van Zijn lichaam) we deel uitmaken. Jezus “voedt ons”, Hij houdt de “boodschapper” (de voorganger) van de kerk in Zijn hand. Jezus is bij ons en aanwezig in Zijn kerk – vandaag!

(Openbaring 2:2-3) – Jezus weet wat we doen – “Ik ken uw werken….”

Jezus bewaakt onze gezondheid (Openbaring 2:4) Denk aan hoe je was. Heb berouw. Een verandering van je denken leidt tot een verandering van gedrag. Doe opnieuw wat je vroeger deed.

Jezus bevestigt het positieve gedrag van de Efeziërs: “Ik ken uw daden, uw harde werk en uw doorzettingsvermogen. Ik weet dat u slechte mensen niet kunt tolereren. Dat u degenen die beweren apostelen te zijn, maar dat niet zijn, op de proef hebt gesteld en hebt ontdekt dat ze niet echt zijn. Jullie hebben ontberingen doorstaan voor mijn naam en hebben volhard, en jullie zijn niet moe geworden” (Openbaring 2:2-3). De kerk van Efeze was een hardwerkende groep gelovigen vol standvastigheid. Zij waren poortwachters van de waarheid en sloten geen compromissen met boosdoeners. Zij gaven blijk van geduldige volharding in ontberingen.

Maar Jezus merkt ook hun tekortkomingen op: “Toch verwijt ik u dit: u hebt uw eerste liefde verlaten” (Openbaring 2:4). Ze werkten hard, maar hadden niet langer dezelfde passie voor Christus als toen ze voor het eerst geloofden. De motivatie van hun werk, was niet langer hun liefde voor Christus.

Jezus riep de Efeziërs op om zich te bekeren: “Denk aan de hoogte waarvan jullie gevallen zijn! Bekeer u en doe de dingen die u eerst deed” (Openbaring 2:5). In dit geval was de correctie; “herinner je hoeveel je in eerste instantie van Christus hield” keer terug naar die eerste liefde en de vroegere manier van doen. Het was tijd voor opwekking in de kerk.

Jezus waarschuwt Zijn kerk voor het naderende oordeel als zij zich niet bekeren: “Ik zal naar u toe komen en uw kandelaar wegnemen” (Openbaring 2:5b). Met andere woorden: de voorganger zou weggehaald worden en de kerk in Efeze zou ontbonden worden. Het licht in Efeze zou uitgaan.

Jezus voegt nog een aanbeveling toe. “Maar dit is in uw voordeel: u haat de praktijken van de Nikolaïeten, die ik ook haat” (Openbaring 2:6). We weten niet veel over de Nikolaïeten en hun leer, behalve dat het ketters waren. Irenaeus, een vroege kerkvader uit Lyon (het huidige Frankrijk), schreef dat de Nikolaïeten seks buiten het huwelijk aanmoedigden en keurden het eten van voedsel dat aan afgoden was geofferd niet af waardoor velen tot een ongeremde, vleselijke levensstijl werden geleid.

Jezus belooft vervolgens een zegen aan degenen die acht slaan op het woord: “Wie oren heeft, die hore wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint, zal ik het recht geven om te eten van de boom des levens, die in het paradijs van God staat” (Openbaring 2:7). De ‘boom des levens’ en het ‘paradijs van God’ verwijzen naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, besproken in Openbaring 21–22. Degenen die overwinnen, of de ‘overwinnaars’, zijn eenvoudigweg gelovigen (1 Johannes 5:4-5). De gelovigen in Efeze konden uitkijken naar de toekomstige heerlijkheid van de eeuwigheid bij de Heer.

Net als de kerk van Efeze kunnen wij gemakkelijk ten prooi vallen aan een koude, mechanische naleving van religie. Net als de Efeziërs hebben velen de neiging zich uitsluitend te concentreren op leerstellige zuiverheid en hard werken, met uitsluiting van ware liefde voor Christus. Zoals deze brief laat zien, kan geen enkele mate van ijver voor de waarheid of morele rechtschapenheid een hart vol liefde voor Jezus vervangen (zie Johannes 14:21, 23; 1 Korintiërs 16:22).

2. Lees Openbaring 2:8-11. Wat is Jezus’ boodschap aan de kerk van Smyrna?

Openbaring 2:8 En schrijf aan de engel van de gemeente in Smyrna: Dit zegt de Eerste en de Laatste, Die dood is geweest en weer levend is geworden:

9. Ik ken uw werken, verdrukking en armoede – u bent echter rijk – en Ik ken de lastering van hen die zeggen dat zij Joden zijn, maar het niet zijn; zij zijn namelijk een synagoge van de satan.

10. Wees niet bevreesd voor wat u lijden zult. Zie, de duivel zal sommigen van u in de gevangenis werpen, opdat u verzocht wordt. En u zult een verdrukking hebben van tien dagen. Wees trouw tot in de dood, en Ik zal u de kroon van het leven geven.

11. Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint, zal zeker geen schade toegebracht worden door de tweede dood.

Jezus kan zich identificeren met al onze worstelingen (vers 8) – Hij heeft geleden en is gestorven. Hij heeft dezelfde vervolgingen ondergaan als wij (vers 9).

Vertrouw op Jezus – wees niet bang. (vers 10)

Smyrna was een grote, belangrijke stad aan de westkust van Klein-Azië, beroemd om zijn medische en wetenschappelijke scholen. De woorden van Jezus aan de kerk in Smyrna in Openbaring 2:8-11 bieden inzicht in het leven van een gemeente uit de eerste eeuw, en er zijn veel toepassingen voor gelovigen van nu.

De boodschap was van de Heer Jezus Christus: “Dit zijn de woorden van hem die de Eerste en de Laatste is, die stierf en weer tot leven kwam” (Openbaring 2:8). De identiteit van de eerste en de laatste en de opgestane kon alleen Jezus Christus zijn (zie Openbaring 22:13).

Jezus begint met het erkennen van hun beproevingen: “Ik ken uw ellende en uw armoede – en toch bent u rijk! Ik ken de laster van degenen die zeggen dat ze Joods zijn en dat niet zijn, maar dat ze een synagoge van Satan zijn” (Openbaring 2:9). Ondanks hun fysieke armoede was de kerk van Smyrna echter ‘rijk’; dat wil zeggen, ze hadden geestelijke rijkdom die niemand hen kon afnemen (Mattheüs 6:20).

Wat betreft de identiteit van de ‘synagoge van Satan’ zijn er een aantal opvattingen. (Zie aanvullende opmerkingen)

Jezus roept hen op om trouw te blijven in hun lijden: “Wees getrouw, zelfs tot de dood toe, en Ik zal u de kroon des levens geven” (Openbaring 2:10). Hier wordt een specifieke kroon genoemd voor degenen die sterven als gevolg van het lijden voor Christus. Deze zelfde “martelarenkroon” wordt ook genoemd in Jakobus 1:12: “Gezegend is de man die volhardt onder beproevingen, want wanneer hij de test heeft doorstaan, zal hij de kroon des levens ontvangen die God heeft beloofd aan degenen die hem liefhebben. ”

Jezus doet een laatste belofte aan de gelovigen in Smyrna: “Wie overwint, zal door de tweede dood in het geheel niet geschaad worden” (Openbaring 2:11). De “overwinnaars” verwijst naar alle gelovigen (1 Johannes 5:4-5). De tweede dood is een verwijzing naar het laatste oordeel over de goddelozen (Openbaring 20:6, 14; 21:8). Gelovigen zullen geen schade ondervinden van dat oordeel; hun zonde werd aan het kruis veroordeeld, en in Christus is er geen veroordeling meer (Romeinen 8:1).

3. Lees Openbaring 2:12-17. Wat zegt Jezus tegen de gemeente in Pergamum?

Openbaring 2:12 En schrijf aan de engel van de gemeente in Pergamus: Dit zegt Hij Die het tweesnijdende, scherpe zwaard heeft:

13. Ik ken uw werken en weet waar u woont, namelijk waar de troon van de satan is. U houdt vast aan Mijn Naam, en u hebt het geloof in Mij niet verloochend, zelfs niet in de dagen van Antipas, Mijn trouwe getuige, die gedood werd bij u, waar de satan woont.

14. Maar Ik heb enkele dingen tegen u, namelijk dat u daar mensen hebt die zich houden aan de leer van Bileam, die Balak leerde voor de Israëlieten een struikelblok neer te leggen, opdat zij afgodenoffers zouden eten en hoererij bedrijven.

15. Zo hebt u er ook die zich houden aan de leer van de Nikolaïeten en dat haat Ik.

16. Bekeer u. En zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal Ik tegen hen oorlog voeren met het zwaard van Mijn mond.

17. Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Aan wie overwint, zal Ik van het verborgen manna te eten geven, en Ik zal hem een witte steen geven met op die steen een nieuwe naam geschreven, die niemand kent dan wie hem ontvangt.

Jezus houdt een verslag bij van onze goede werken (vers 13).

Satan heeft een einde, hij woont (heeft zijn troon) op één plaats. Alleen God is alomtegenwoordig.

Als we ons snel bekeren, hoeft Jezus ons niet te disciplineren.

Deze derde brief is gericht aan de gelovigen in Pergamum (of Pergamos), een prachtige en met kunst gevulde stad in de provincie Azië, gebouwd langs twee zijrivieren van de rivier de Caicus. Pergamum was een centrum voor de aanbidding van Dionysus, Zeus en andere heidense goden.

De boodschap van Jezus aan de kerk van Pergamus was specifiek gericht aan de “engel” (of “boodschapper” of voorganger) van de kerk: “En schrijf aan de engel van de kerk in Pergamum: ‘Dit zijn de woorden van hem die het scherpe, tweesnijdende zwaard heeft’” (Openbaring 2:12). Dit was niet de boodschap van Johannes aan de gelovigen in Pergamum; het was een boodschap van Jezus Christus. De afbeelding van Jezus met een scherp, tweesnijdend zwaard in zijn hand verwijst naar de bereidheid van de Heer om oordeel te brengen (vgl. Openbaring 1:16).

Ten eerste bevestigt Jezus de positieve acties van de kerk: “Ik weet waar u woont – waar Satan zijn troon heeft. Toch blijf je trouw aan mijn naam. U hebt uw geloof in mij niet opgegeven, zelfs niet in de dagen van Antipas, mijn trouwe getuige, die ter dood werd gebracht in uw stad – waar Satan woont” (Openbaring 2:13). De Pergamene-gelovigen leefden op een moeilijke plek, omringd door heidense invloeden, maar toch hielden ze vast aan de naam van Christus en verloochenden ze Hem niet in moeilijke tijden.

Eén christen in Pergamum, Antipas genaamd, wordt genoemd als een ‘getrouwe getuige’. Volgens de kerkelijke traditie was Antipas een arts die ervan verdacht werd in het geheim het christendom te propageren. De Aesculapiërs (leden van het medische gilde) beschuldigden Antipas van ontrouw aan Caesar. Nadat hij ter dood was veroordeeld, werd Antipas in een koperen stier geplaatst, die vervolgens boven een vuur werd verwarmd totdat deze roodgloeiend was.

De kerk was echter niet volmaakt, en Jezus wist van hun zonde: ‘Toch heb ik een paar dingen tegen u: u hebt daar mensen die vasthouden aan de leer van Bileam, die Balak leerde de Israëlieten tot zonde te verleiden door voedsel te eten dat aan afgoden was geofferd en door seksuele immoraliteit.

Op dezelfde manier waren er ook mensen die vasthouden aan de leer van de Nikolaïeten” (Openbaring 2:14-15). De “leer van Bileam” wordt in de context uitgelegd, christenen aten voedsel dat aan afgoden was geofferd (religieus compromis) en begingen seksuele immoraliteit (moreel compromis). Het oorspronkelijke bedrieglijke werk van Bileam wordt beschreven in Numeri 25:1-3 en Numeri 31:15-16. De Nikolaïeten worden alleen in deze brief en in de brief aan de kerk van Efeze genoemd (Openbaring 2:6). Ze vormden waarschijnlijk een groep die leek op de groep die de leringen van Bileam aanhingen, hoewel de exacte aard van hun leer en praktijk onbekend is.

Jezus laat vervolgens een luide oproep horen om zich van hun zonde te bekeren: “Bekeert u daarom!” (Openbaring 2:16). Onze Heer haat religieuze en morele compromissen. Hij roept Zijn volk op om anders te leven.

Jezus laat het oordeel opschrijven dat zou plaatsvinden als de kerk van Pergamum zich niet bekeerde: “Ik zal spoedig naar jullie toe komen en tegen hen strijden met het zwaard van mijn mond” (Openbaring 2:16b). De Nikolaïeten en degenen die de dwaling van Bileam leerden, zouden, samen met hun volgelingen, uit de gemeente van Pergamum worden vernietigd. Jezus verlangt naar zuiverheid onder Zijn volk, en wij hebben de verantwoordelijkheid om valse leraren uit de kerk te verwijderen.

Jezus doet een laatste belofte aan de gelovigen in Pergamum: “Aan hem die overwint, zal ik wat van het verborgen manna geven. Ik zal hem ook een witte steen geven met een nieuwe naam erop geschreven, die alleen bekend is bij hem die hem ontvangt” (Openbaring 2:17). De drie zegeningen zijn verborgen manna, een witte steen en een nieuwe naam. De precieze verklaring van deze drie items wordt betwist; alle drie de zegeningen moeten echter betrekking hebben op de zegevierende regering van de gelovige met Christus, in overeenstemming met de zegeningen die aan de andere zes kerken van Openbaring 2-3 worden gegeven. Het ‘verborgen manna’ is waarschijnlijk een toespeling op het manna dat verborgen is in de Ark van het Verbond, representatief voor Gods trouwe aanwezigheid en voorzienigheid. De ‘witte steen’ zou een verwijzing kunnen zijn naar de stenen die in de oudheid werden gebruikt om toegang te krijgen tot tempelevenementen of naar een van de stenen op de borstplaat van de hogepriester (Exodus 28:21), hoewel de exacte betekenis van de steen onzeker is.

4. Lees Openbaring 2:18-29. Wat is Jezus’ boodschap aan de gemeente in Thyatira?

Openbaring 2:18 En schrijf aan de engel van de gemeente in Thyatira: Dit zegt de Zoon van God, Die ogen heeft als een vuurvlam en voeten als blinkend koper:

19. Ik ken uw werken, de liefde, het dienstbetoon, het geloof, uw volharding en uw werken, en ook dat de laatste meer zijn dan de eerste.

20. Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat u de vrouw Izebel, die van zichzelf zegt dat zij een profetes is, ongemoeid haar gang laat gaan om te onderwijzen en Mijn dienstknechten te misleiden, zodat zij hoererij bedrijven en afgodenoffers eten.

21. En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij zich van haar hoererij zou bekeren, maar zij heeft zich niet bekeerd.

22. Zie, Ik werp haar te bed, en breng hen die overspel met haar plegen, in grote verdrukking, als zij zich niet bekeren van hun werken.

23. En haar kinderen zal Ik door de dood ombrengen, en alle gemeenten zullen weten dat Ik het ben Die nieren en harten doorzoekt, en Ik zal u geven eenieder naar uw werken.

24. Maar Ik zeg tegen u, en tegen de overigen in Thyatira, voor zover zij deze leer niet hebben en zij, zoals zij dat noemen, de diepten van de satan niet hebben leren kennen: Ik zal u geen andere last opleggen

25. dan deze: Houd vast aan wat u hebt totdat Ik kom.

26. En wie overwint en wie Mijn werken tot het einde toe in acht neemt, hem zal Ik macht geven over de heidenvolken.

27. En hij zal hen hoeden met een ijzeren staf – zij zullen als kruiken van een pottenbakker verbrijzeld worden – zoals ook Ik die macht van Mijn Vader heb ontvangen.

28. En Ik zal hem de morgenster geven.

29. Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.

Jezus stuurt Zijn boodschap naar de kerk van Thyatira. Thyatira was een rijke stad aan de rivier de Lycus in de Romeinse provincie Azië (het huidige Turkije).

De boodschap was van de Heer Jezus Christus via een engel (of ‘boodschapper’ of predikant): ‘Schrijf aan de engel van de kerk in Thyatira. . .” (Openbaring 2:18). Dit was niet de boodschap van Johannes aan de gelovigen in Thyatiran; het was een boodschap van de Heer. De beschrijving aan het einde van vers 18 bevestigt dat de auteur van deze boodschap Jezus Christus is: “De woorden van de Zoon van God, wiens ogen zijn als laaiend vuur en wiens voeten zijn als gepolijst brons.” Deze beschrijving neemt elke twijfel weg over de identiteit van degene die de boodschap brengt.

Nadat Hij Zichzelf heeft bekend gemaakt, bevestigt Jezus de positieve daden van de kerk: “Ik ken uw daden, uw liefde en geloof, uw dienstbaarheid en doorzettingsvermogen, en dat u nu meer doet dan u eerst deed” (Openbaring 2:19). Er worden vijf eigenschappen genoemd: 1) liefde, 2) geloof, 3) dienstbaarheid, 4), volharding en 5) grote werken.

Vervolgens merkt Jezus hun zonde op: “Toch heb ik dit tegen u: u tolereert die vrouw Izebel, die zichzelf een profetes noemt. Door haar onderwijs misleidt zij mijn dienaren tot seksuele immoraliteit en het eten van voedsel dat aan afgoden is geofferd” (Openbaring 2:20). Blijkbaar leidde een valse profetes de gelovigen tot een compromis. De kerk hield zich bezig met seksuele immoraliteit en hield zich bezig met afgoderij. Het is mogelijk dat ‘Izebel’ haar echte naam was, maar het is waarschijnlijker dat de naam een metaforische verwijzing was naar de Izebel uit het Oude Testament – een andere afgodische vrouw die tegen Gods wegen was. In plaats van deze valse leraar te berispen en haar de kerk uit te sturen, stonden de gelovigen in Thyatira toe dat zij doorging met haar bedrog.

Pas op voor zonden tegen uw eigen lichaam. Zie 1 Korintiërs 6:18-20.

Jezus spreekt een oordeel uit over deze ‘Izebel’ en roept de kerk van Thyatira op zich te bekeren van hun zonde: ‘Ik zal haar op een bed van lijden werpen, en ik zal degenen die overspel met haar plegen intens laten lijden, tenzij ze zich bekeren. Ik zal haar kinderen doodslaan” (Openbaring 2:22-23).

Jezus doorzoekt onze geest en ons hart! (vers 23)

Jezus moedigt degenen die trouw zijn gebleven aan: “Nu zeg ik tegen de rest van jullie in Thyatira, tegen jullie die zich niet aan haar leer houden en de zogenaamde diepe geheimen van Satan niet hebben leren kennen (ik zal jullie geen enkele andere last opleggen) : Houd alleen vast aan wat je hebt totdat Ik kom” (Openbaring 2:24-25). De trouwe gelovigen trapten niet in de val van Satan en hoefden alleen maar trouw te blijven tot de wederkomst van Christus.

Jezus somt Zijn beloften aan de gelovigen in Thyatira op: “Aan hem die overwint en mijn wil tot het einde toe doet, zal ik autoriteit over de naties geven – ‘Hij zal hen regeren met een ijzeren scepter; hij zal ze als aardewerk aan stukken slaan’ – net zoals ik het gezag van mijn Vader heb gekregen. Ik zal hem ook de morgenster geven” (Openbaring 2:26-28). Deze zegeningen omvatten 1) autoriteit over de naties, 2) overwinning op alle vijanden, en 3) de morgenster. Deze morgenster is Jezus Zelf, zoals Openbaring 22:16 openbaart. Jezus zal Zichzelf aan Zijn kerk geven, en zij zullen voor eeuwig met elkaar omgaan.

5. Lees Openbaring 3:1-6. Welke boodschap had Jezus voor de kerk in Sardis?

Openbaring 3:1 En schrijf aan de engel van de gemeente in Sardis: Dit zegt Hij Die de zeven Geesten van God heeft en de zeven sterren: Ik ken uw werken, en weet dat u de naam hebt dat u leeft, maar u bent dood.

2. Wees waakzaam en versterk het overige dat dreigt te sterven, want Ik heb uw werken niet vol bevonden voor God.

3. Bedenk dan hoe u het hebt ontvangen en gehoord, en houd het vast en bekeer u. Als u dan niet waakzaam bent, zal Ik bij u komen als een dief en u zult beslist niet weten op welk uur Ik bij u zal komen.

4. Maar u hebt ook in Sardis enkele personen die hun kleren niet bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen in witte kleren, omdat zij het waard zijn.

5. Wie overwint, zal bekleed worden met witte kleren en Ik zal zijn naam beslist niet uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen.

6. Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.

De vijfde brief is aan de gemeente in Sardis (Openbaring 3:1-6). Sardis was een van de oudste en best verdedigde steden in de regio en de rijke hoofdstad van het oude koninkrijk Lydia.

De boodschap aan Sardis is van de Heer Jezus Christus via een engel of boodschapper (mogelijk een verwijzing naar de voorganger): “Schrijf aan de engel van de kerk in Sardis . . .” (Openbaring 3:1). Dit was niet de boodschap van Johannes aan de kerk van Sardis; het was een boodschap van de Heer. De beschrijving aan het einde van vers 1 bevestigt de auteur verder: “Dit zijn de woorden van hem die de zeven geesten van God en de zeven sterren vasthoudt.” Alleen Jezus heeft de zeven geesten (of ‘zevenvoudige Geest’, wat de volledige of volmaakte Geest van God betekent), en alleen Jezus heeft de zeven sterren, d.w.z. de zeven engelen (of herders) van de zeven kerken (Openbaring 1: 20).

Jezus veroordeelt snel en duidelijk de levenloze toestand van de Sardijnse kerk: “Ik ken je daden; u heeft de reputatie dat u leeft, maar u bent dood” (Openbaring 3:2). Deze kerk had misschien een goede reputatie, maar geestelijk waren ze levenloos. Met andere woorden, de kerk was gevuld met ongeredde mensen die de religieus waren maar geen levende relatie hadden. Er zat veel onkruid tussen het koren (zie Mattheüs 13:24-30).

Jezus roept hen vervolgens op om zich van hun zonde te bekeren: “Word Wakker! Versterk wat overblijft en wat op het punt staat te sterven, want in de ogen van mijn God zijn je daden niet compleet. Onthoud daarom wat u hebt ontvangen en gehoord; gehoorzaam het en heb berouw” (Openbaring 3:2-3a). ‘Ontwaak’ richt zich op hun behoefte aan verlossing.

Jezus spreekt over het oordeel dat zou plaatsvinden als zij zich niet bekeerden: “Als jullie niet wakker worden, zal Ik komen als een dief, en jullie zullen niet weten hoe laat Ik naar jullie toe zal komen” (Openbaring 3:3b). Een dode kerk, en een kerk die geen berouw heeft in haar doodsheid, zal door Jezus Zelf worden gedisciplineerd.

Na de waarschuwing moedigt Jezus hen die trouw zijn gebleven aan: “Toch zijn er nog steeds een paar mensen in Sardis die hun kleren niet bevuild hebben. Zij zullen met mij meegaan, gekleed in het wit, want zij zijn het waard” (Openbaring 3:4). Een trouw overblijfsel had hun kleding niet bevuild (deelgenomen aan de zonde). Ze zijn ‘waardig’. Het idee van waardig wandelen wordt ook gevonden in het onderwijs van Paulus in Efeziërs 4:1; Colossenzen 1:10; en 1 Thessalonicenzen 2:12. ‘Waardvol’ zijn, betekent ergens ‘aan voldoen’ – de belijdenis van het geloof in de mond komt overeen met de realiteit van het geloof in het hart. Aan de getrouwen wordt beloofd dat ze met Jezus zullen wandelen in het wit gekleed (zie Mattheüs 22:11-12; Openbaring 19:8).

Jezus doet een laatste belofte aan de gelovigen in Sardis: “Hij die overwint, zal, net als zij, in het wit gekleed gaan. Ik zal zijn naam nooit uit het boek des levens verwijderen, maar ik zal zijn naam erkennen tegenover mijn Vader en zijn engelen” (Openbaring 3:5). Degene die “overwint” is iedereen die wedergeboren is (1 Johannes 5:4). De overwinnaar zal een wit kleed ontvangen (een teken van gerechtigheid), zijn naam zal nooit verwijderd worden uit het boek des levens (een belofte van eeuwige zekerheid), en hij zal door Jezus in de hemel beleden worden (vgl. Lucas 12:8) ).

6. Lees Openbaring 3:7-13. Wat zegt Jezus tegen de kerk in Filadelfia?

Openbaring 3:7 En schrijf aan de engel van de gemeente in Filadelfia: Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, Die de sleutel van David heeft, Die opent en niemand sluit, en Hij sluit en niemand opent:

8. Ik ken uw werken. Zie, Ik heb voor uw ogen een geopende deur gegeven en niemand kan die sluiten, want u hebt weinig kracht en toch hebt u Mijn Woord in acht genomen en Mijn Naam niet verloochend.

9. Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge van de satan, van hen die zeggen dat zij Joden zijn en het niet zijn, maar liegen. Zie, Ik zal maken dat zij komen en aan uw voeten aanbidden en erkennen dat Ik u liefheb.

10. Omdat u het woord van Mijn volharding hebt bewaard, zal Ik ook u bewaren voor het uur van de verzoeking, die over heel de wereld komen zal, om hen die op de aarde wonen te verzoeken.

11. Zie, Ik kom spoedig. Houd vast wat u hebt, opdat niemand uw kroon zal wegnemen.

12. Wie overwint, hem zal Ik tot een zuil in de tempel van Mijn God maken, en hij zal daaruit niet meer weggaan. En Ik zal de Naam van Mijn God op hem schrijven en de naam van de stad van Mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat neerdaalt uit de hemel, bij Mijn God vandaan, en Mijn nieuwe Naam.

13. Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.

Philadelphia was een stad in het huidige Turkije aan de Imperial Post Road, een belangrijke handelsroute.

De boodschap is van de Heer Jezus Christus via een engel of ‘boodschapper’ (waarschijnlijk een verwijzing naar de predikant): ‘Schrijf aan de engel van de kerk in Philadelphia. . .” (Openbaring 3:7). Nogmaals, dit was niet de persoonlijke boodschap van Johannes aan deze gelovigen; het was een boodschap van de Heer, die Zichzelf identificeert als “hem die heilig en waarachtig is, die de sleutel van David vasthoudt. Wat hij opent kan niemand sluiten, en wat hij sluit kan niemand openen.” Deze beschrijving van Jezus benadrukt Zijn heiligheid, Zijn soevereiniteit en Zijn gezag. De verwijzing naar de sleutel van David is een toespeling op de Messiaanse profetie van Jesaja 22:22.

Jesaja 22:22 En Ik zal de sleutel van het huis van David op zijn schouder leggen.

Als hij opendoet, zal niemand sluiten. Als hij sluit, zal niemand opendoen.

Jezus is degene die opent en sluit, en niemand kan nee tegen Hem zeggen.

Jezus bevestigt de positieve acties van de kerk: “Ik ken je daden. Kijk, ik heb een open deur voor je geplaatst die niemand kan sluiten. Ik weet dat u weinig kracht hebt, maar toch hebt u mijn woord gehouden en mijn naam niet verloochend” (Openbaring 3:8). De kerk van Filadelfia was in sommige opzichten zwak, maar ondanks beproevingen waren ze toch trouw gebleven. Daarom belooft de Heer hun een ‘open deur’ van zegen.

Als we ons zwak voelen, mogen we weten dat we sterk zijn in Jezus. (Zie 2 Korintiërs 12:9-10, Paulus’ doorn in zijn vlees)

Vervolgens veroordeelt Jezus in de brief de vijanden van de gelovigen in Filadelfia: “Ik zal degenen die tot de synagoge van Satan behoren, die beweren joden te zijn, ook al zijn ze dat niet, maar leugenaars zijn, laten komen en aan je voeten neervallen en erkennen dat ik je heb liefgehad” (Openbaring 3:9). Degenen die de gelovigen vervolgden (de vervolgers waren in dit geval religieuze hypocrieten) zouden op een dag beseffen dat Christus van Zijn kinderen houdt. De kerk van Philadelphia zou de overwinning behalen op haar vijanden.

Jezus moedigt de gelovigen in Filadelfia aan met betrekking tot Zijn toekomstige komst: “Aangezien jullie je aan mijn gebod hebben gehouden om geduldig te volharden, zal ik jullie behouden voor het uur van beproeving dat over de hele wereld zal komen om degenen die op aarde leven op de proef te stellen. Ik kom snel. Houd vast aan wat je hebt, zodat niemand je kroon zal afnemen” (Openbaring 3:10-11). De trouwe volharding van de kerk zou als een zegen dienen. Jezus zou hen meenemen om vóór de komende verdrukking bij Hem te zijn (1 Thessalonicenzen 4:13-18). Hij spoort hen ook aan trouw te blijven, omdat dit tot beloningen in het hiernamaals zou leiden. Op basis van deze en andere gedeelten concluderen veel Bijbeluitleggers dat de opname een gebeurtenis is die verschilt van de wederkomst van Christus. Het feit dat aan de Filadelfiërs is beloofd dat zij zullen worden bewaard voor de tijd van de verdrukking komt overeen met de pre-tribula kijk op de opname.

Jezus geeft een laatste belofte aan de gelovigen in Filadelfia en aan alle gelovigen: “Hij die overwint, zal ik tot een pilaar maken in de tempel van mijn God. Nooit meer zal hij het verlaten. Ik zal op hem de naam van mijn God schrijven en de naam van de stad van mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat vanuit mijn God uit de hemel neerdaalt; en ik zal ook mijn nieuwe naam op hem schrijven” (Openbaring 3:12).

“God belooft dat Hij niet alleen overwinnaars zal eren door een pilaar in hun naam in de hemel op te richten, zoals de gewoonte was in Philadelphia. Hij zal ze tot pilaren maken in de geestelijke tempel van God, het Nieuwe Jeruzalem (21:22; vgl. Gal. 2:9; 1 Kor. 3:16-17; 2 Kor. 6:16; Ef. 2:19- 22; 1 Petr. 2:4-10).’

Dus degenen die met zwakheid worstelden, maakt Jezus eeuwige pilaren in het huis van God. Wij kunnen alle dingen doen door Christus, die ons kracht geeft (Filippenzen 4:13). Jezus’ troostende woorden zouden zeker een zegen zijn geweest voor de mensen in Filadelfia die trouw bleven aan Christus in hun heidense cultuur. Zijn woorden dienen nog steeds als een bemoediging voor trouwe gelovigen vandaag de dag.

7. Lees Openbaring 3:14-22. Welk advies geeft Jezus aan de gemeente in Laodicea?

Openbaring 3:14 En schrijf aan de engel van de gemeente in Laodicea: Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige Getuige, het begin van Gods schepping:

15. Ik ken uw werken, en weet dat u niet koud en niet heet bent. Was u maar koud of heet!

16. Maar omdat u lauw bent en niet koud en ook niet heet, zal Ik u uit Mijn mond spuwen.

17. Want u zegt: Ik ben rijk en steeds rijker geworden en heb aan niets gebrek, maar u weet niet dat juist u ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt bent.

18. Ik raad u aan dat u van Mij goud koopt, gelouterd door het vuur, opdat u rijk wordt, en witte kleren, opdat u bekleed bent en de schande van uw naaktheid niet openbaar wordt. En zalf uw ogen met ogenzalf, opdat u zult kunnen zien.

19. Ieder die Ik liefheb, wijs Ik terecht en bestraf Ik. Wees dan ijverig en bekeer u.

20. Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en de maaltijd met hem gebruiken, en hij met Mij.

21. Wie overwint, zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, zoals ook Ik overwonnen heb, en Mij met Mijn Vader op Zijn troon gezet heb.

22. Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.

Laodicea was een rijke, ijverige stad in de provincie Frygië in de Lycosvallei.

De boodschap is van de Heer Jezus Christus via een engel of boodschapper (waarschijnlijk een verwijzing naar de predikant van de kerk): “Schrijf aan de engel van de kerk in Laodicea. . .” (Openbaring 3:14). Dit is opnieuw een boodschap van de Heer. Jezus identificeert Zichzelf als volgt: “De Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, de heerser van Gods schepping.” Deze titels benadrukken de getrouwheid, soevereiniteit en macht van de Heer om alle dingen tot hun juiste voltooiing te brengen (het ‘Amen’).

In tegenstelling tot de andere zes kerken heeft de kerk uit Laodicea niets om haar te prijzen. Jezus begint de boodschap met een veroordeling: “Ik ken je daden, dat je noch koud noch heet bent. Ik wou dat je óf het één óf het ander was! Dus omdat je lauw bent – niet heet en niet koud – sta ik op het punt je uit mijn mond te spugen. Je zegt: ‘Ik ben rijk; Ik heb rijkdom verworven en heb niets nodig.’ Maar u beseft niet dat u ellendig, zielig, arm, blind en naakt bent” (Openbaring 3:15-17).

Jezus benadrukt drie keer hun ‘lauwe’, apathische aard. Als gevolg van hun twijfel aangaande geestelijke zaken wilde Jezus niets met hen te maken hebben. Hij zou ze ‘uitspugen’, zoals de mensen van Laodicea het lauwe water uitspuugden dat uit de ondergrondse aquaducten naar hun stad stroomde. Met hun apathie kwam een geestelijke blindheid; ze beweerden rijk, gezegend en zelfvoorzienend te zijn. Misschien waren ze rijk aan materiële dingen. Maar geestelijk bevonden de Laodiceërs zich in een ellendige, erbarmelijke toestand, des te erger doordat zij hun nood niet konden inzien. Dit was een kerk vol hypocritisch zelfbedrog.

Jezus roept de kerk van Laodicea op om zich te bekeren van haar zonden: “Ik raad u aan goud van mij te kopen, geraffineerd in het vuur, zodat u rijk kunt worden; en witte kleren om te dragen, zodat je je schandelijke naaktheid kunt bedekken; en zalf om op uw ogen te smeren, zodat u kunt zien” (Openbaring 3:18). Hun materiële rijkdom had geen eeuwig voordeel, dus gebiedt Jezus hen om tot Hem te komen voor ware, geestelijke rijkdom (zie Jesaja 55:1-2). Alleen Christus kan in een eeuwige erfenis voorzien, ons met gerechtigheid kleden en onze geestelijke blindheid genezen.

Jezus spreekt vervolgens over Zijn zorg voor Zijn kerk in Laodicea: “Degenen die Ik liefheb, bestraf en disciplineer ik. Wees dus ernstig en bekeer u. Hier ben ik! Ik sta bij de deur en klop. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal ik binnenkomen en met hem eten, en hij met mij” (Openbaring 3:19-20). Zijn berisping komt niet voort uit vijandigheid maar uit liefde. “De Heer disciplineert wie Hij liefheeft” (Hebreeën 12:6). Het gewenste antwoord op Gods terechtwijzing was ijverige verandering en oprecht berouw.

Vers 20 wordt vaak gebruikt als een evangelische oproep, maar de oorspronkelijke context communiceert Christus’ verlangen naar gemeenschap met Zijn lauwe kerk in Laodicea. De kerk is in naam christelijk, maar Christus zelf is buitengesloten. In plaats van hen de rug toe te keren, klopt Hij aan, op zoek naar iemand die de nood van de kerk erkent en de deur opent. Als zij zich bekeren, zou Jezus binnenkomen en Zijn rechtmatige plaats in de kerk innemen. Hij deelde een maaltijd met hen, wat een beeld was dat sprak over de nauwe relatie.

Jezus doet vervolgens een belofte aan de gelovigen in Laodicea: “Aan wie overwint, zal ik het recht geven om met mij op mijn troon te zitten, net zoals ik overwon en met mijn Vader op zijn troon ging zitten” (Openbaring 3:21) . De ‘overwinnaar’ verwijst naar iedere gelovige, en de belofte is dat hij zal delen in het toekomstige koninkrijk van Christus.

Samenvattend: de kerk van Laodicea was apathisch geworden in hun liefde voor Christus. Ze lieten toe dat “de bedrieglijkheid van rijkdom en het verlangen naar andere dingen binnenkwamen en het woord verstikten, waardoor het onvruchtbaar werd” (Marcus 4:19). Christus riep hen op om zich te bekeren en ijverig voor Hem te leven, om ‘vandaag voor uzelf te kiezen wie u wilt dienen’ (Jozua 24:15). De Heer Jezus doet dezelfde oproep aan degenen die zeggen dat ze Hem vandaag de dag volgen.

8. Onderzoek van de zeven kerken. Van welke van deze kerken zou u deel willen uitmaken? Welke kerk lijkt het meest op de kerk waar jij deel van uit maakt? Op welke manier?

Dit is een persoonlijk antwoord. Ik geloof dat de meesten graag deel zouden willen uitmaken van de kerk in Philadelphia.

Kijk kritisch naar uw kerk en vraag uzelf af: wat kan ik doen om de kerk te verbeteren? Om het meer op de kerk in Philadelphia te laten lijken.

Samenvatting

Johannes ontvangt duidelijke boodschappen van Jezus om door te geven aan de voorgangers van de kerken in Klein-Azië (het huidige Turkije). Deze boodschappen zijn ook relevant voor de kerken van nu. Het is goed om onszelf in het licht van deze hoofdstukken te onderzoeken en waar nodig te bekeren en te proberen het voorbeeld van de kerk in Filadelfia te volgen.

Toegevoegde informatie

Synagoge van Satan.

Wat betreft de identiteit van de ‘synagoge van Satan’ zijn er een aantal opvattingen. Eén daarvan is dat dit een groep heidenen was die zichzelf “Joden” noemden (d.w.z. het uitverkoren volk van God). In plaats van het judaïsme te volgen, aanbaden deze zelfbenoemde ‘mensen van God’ echter de Romeinse keizer en spraken ze zich uit tegen de christenen in Smyrna.

Een andere opvatting is dat de ‘synagoge van Satan’ een groep fysieke joden was die de traditie en de wet van Mozes volgden, maar in werkelijkheid God niet kenden. Ze waren ‘geen’ Joden in de zin dat ze niet het geloof hadden van hun vader Abraham (Lucas 3:8; Johannes 8:40), en ze waren ‘van Satan’ in de zin dat ze Jezus Christus hadden afgewezen (Johannes 8:40). 44). Jezus ontmoette, net als de apostel Paulus, veel van zulke religieuze leiders (Mattheüs 23; Handelingen 18:6). In feite maakt Paulus onderscheid tussen “ware” (spirituele) Joden en zij die van Abraham afstammen: “Een man is geen Jood als hij er uiterlijk maar één is, en besnijdenis is ook niet louter uiterlijk en fysiek. Nee, een mens is een Jood als hij dat innerlijk is; en besnijdenis is besnijdenis van het hart, door de Geest, niet door de geschreven code” (Romeinen 2:28-29).

Wat deze laatste opvatting kracht bijzet is het feit dat Polycarpus rond 155 n. Eusebius schrijft dat „de joden, die bijzonder ijverig waren . . . rende om brandstof te bemachtigen” voor de verbranding (Kerkelijke Geschiedenis 4:15).