Disclaimer: Deze Bijbelstudie is gemaakt door leden van onze gemeente maar kunnen interpretaties of meningen bevatten die niet per se door iedereen gedragen worden binnen onze Gemeente.

Hebreeën 10 (Christus stierf eenmalig voor alle zonden)

Introductie

Hoewel sommigen Paulus zien als schrijver van het boek Hebreeën, blijft de zekere identiteit van de auteur een raadsel. Het boek ontbreekt de gebruikelijke begroeting van Paulus, die te lezen is in zijn andere werken. Bovendien wekt deze brief de suggestie dat de schrijver zich baseerde op de kennis en informatie van anderen die werkelijke ooggetuigen van Christus Jezus waren (2:3).

Sommigen denken dat Lukas de schrijver van de Hebreeën is en weer anderen suggereren dat Hebreeën mogelijk geschreven is door Apollos, Barnabas, Silas, Filippus of Aquila en Priscilla. Ongeacht wie de pen vasthield, is de Heilige Geest van God de goddelijke auteur van de hele Schrift (2 Timotheüs 3:16). Hebreeën spreekt met hetzelfde canonieke gezag als de andere vijfenzestig boeken van de Bijbel.

Het boek Hebreeën richt zich op drie afzonderlijke groepen:

Gelovigen in Christus,

Ongelovigen die feitelijke kennis hadden van Christus en een intellectuele acceptatie ervan.

Ongelovigen die zich tot Christus aangetrokken voelden, maar Hem uiteindelijk verwierpen.

Het is belangrijk om te begrijpen welke groep mensen wordt aangesproken in de verschillende gedeelten. Als we dit niet doen, kunnen we conclusies trekken die niet in overeenstemming zijn met de rest van de Bijbel.

De schrijver van de Hebreeënbrief maakt voortdurend melding van de superioriteit (het overwicht, de kwaliteit) van Christus, zowel als persoonlijkheid als in Zijn dienende werk. Uit de boeken van het Oude Testament zien we dat de rituelen en ceremoniën van het jodendom symbolisch verwijzen naar de komst van de Messias. Met andere woorden: de rituelen van het jodendom waren slechts een schaduw van de toekomst. Hebreeën vertelt ons dat Christus Jezus beter is dan alles wat louter religie (het naleven van regels) te bieden heeft. Alle pracht en praal van religie verbleekt in vergelijking met de persoon, het werk en de bediening van Christus Jezus. Het is dus de superioriteit van onze Heer Jezus die het thema blijft van deze welsprekend geschreven brief.

Hebreeën hoofdstuk 10 behandelt een aantal belangrijke leerstellingen (doctrines) van het christelijk geloof.

Vragen

1. Lees Hebreeën 10:1-4. Wat vertellen deze verzen ons over het naleven van de wet en over dierenoffers?

2. Lees Hebreeën 10:5-10. Deze verzen zijn ook te vinden in Psalm 40:6-8. Wie spreekt er door deze verzen? Wat was Zijn doel?

3. Lees Hebreeën 10:11-18. Wat vertellen deze verzen ons over Zijn dood?

4. Lees Hebreeën 10:19-25. Waartoe moedigen deze verzen ons aan?

5. Lees Hebreeën 10:26-31. Waar waarschuwen deze verzen ons voor?

6. Lees Hebreeën 10:32-39. Hoe vraagt God ons te leven?

7. Waartoe moedigt dit hoofdstuk ons aan? En hoe kunnen we dit doen?

Antwoorden

1. Lees Hebreeën 10:1-4. Wat vertellen deze verzen ons over het naleven van de wet en over dierenoffers?

Hebreeën 10:1 Want de wet, die slechts een schaduw heeft van de toekomstige heilsgoederen en niet het wezen van de dingen zelf, kan nooit met dezelfde offers, die zij jaar in jaar uit ononderbroken brengen, hen die naderen tot volmaaktheid brengen.

2. Zou er anders niet een einde gekomen zijn aan het offeren? Want zij die de dienst verrichtten, zouden zich dan in geen enkel opzicht meer bewust zijn van zonden, wanneer zij eens en voor altijd gereinigd waren.

3. Maar nu wordt men door deze offers elk jaar opnieuw aan de zonden herinnerd.

4. Want het is onmogelijk dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneemt.

Dat de wet en het brengen van offers deel uitmaakten van Gods plan. Zij zouden wijzen op het enige offer dat Christus zou brengen. De Wet zou voor iedereen duidelijk maken dat we zondaars zijn en onmogelijk de hele Wet kunnen houden, dat we allemaal tekortschieten.

Het naleven van de wet en het brengen van offers kunnen de zonde niet wegnemen. Werken kunnen niemand redden! Alleen Christus kan redden.

2. Lees Hebreeën 10:5-10. Deze verzen zijn ook te vinden in Psalm 40:6-8. Wie spreekt er door deze verzen? Wat was Zijn doel?

Hebreeën 10:5. Daarom zegt Hij bij Zijn komst in de wereld: Slachtoffer en graanoffer hebt U niet gewild, maar U hebt voor Mij een lichaam gereedgemaakt.

6. Brandoffers en offers voor de zonde hebben U niet behaagd.

7. Toen zei Ik: Zie, Ik kom – in de boekrol is over Mij geschreven – om Uw wil te doen, o God.

8. Daarvoor had Hij gezegd: Slachtoffer en graanoffer en brandoffers en offers voor de zonde hebt U niet gewild en zij hebben U niet behaagd, hoewel zij overeenkomstig de wet worden gebracht.

9. Daarna sprak Hij: Zie, Ik kom om Uw wil te doen, o God. Hij neemt het eerste weg om het tweede daarvoor in de plaats te zetten.

10. Op grond van die wil zijn wij geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, eens en voor altijd gebracht.

Jezus, onze Heer en Verlosser, spreekt door deze verzen. Hij erkent dat God de Vader onze werken niet wil. God wil ons hart. Dit is een profetie door de psalmist – Jezus spreekt door de psalmist. Laten we zien wat God de Vader werkelijk wil. Zijn doel was om in de wereld te komen om Gods wil te doen. Hij is ons hoogste voorbeeld. Door dit te doen toont Jezus Zijn liefde voor de Vader door Zijn wil te doen, en Zijn liefde voor ons omdat Hij Zijn lijden voor ons heeft doorstaan. Door Zijn offer zijn wij rein, zuiver en rechtvaardig gemaakt. De regels en voorschriften van alle andere religies zijn een leugen die Gods gratis geschenk van onverdiende gunst (genade) verbergt en laat denken dat wij als mens rechtvaardiging kunnen ‘verdienen’.

Lukas 22:42 (Jezus’ gebed in de tuin van Gethsemané voordat Hij werd gearresteerd);

Johannes 4:34; 5:30; 6:38; 7:17 (verschillende gelegenheden waarbij Jezus Zijn toehoorders vertelde dat Hij hier was om de wil van de Vader te doen)

3. Lees Hebreeën 10:11-18. Wat vertellen deze verzen ons over Zijn dood?

Hebreeën 10:11. En iedere priester stond wel dagelijks te dienen en bracht vaak dezelfde slachtoffers, die de zonden toch nooit zouden kunnen wegnemen,

12. maar deze Priester is, nadat Hij één slachtoffer voor de zonden geofferd had, tot in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand van God.

13. Verder wacht Hij op het tijdstip dat Zijn vijanden tot een voetbank voor Zijn voeten gemaakt worden.

14. Want met één offer heeft Hij hen die geheiligd worden, tot in eeuwigheid volmaakt.

15. En de Heilige Geest getuigt het ons ook.

16. Want na eerst gezegd te hebben: Dit is het verbond, dat Ik met hen na die dagen zal sluiten, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun hart geven en Ik zal die in hun verstand schrijven,

17. en aan hun zonden en hun wetteloze daden zal Ik beslist niet meer denken.

18. Waar er nu vergeving voor is, is er geen offer voor de zonde meer nodig.

Jezus is de Priester en het Lam. Hij is de Hogepriester (in de orde van Melchizedek) en het volmaakte (zondeloze) Lam zonder smet. Christus stierf als onze plaatsvervanger. Hij nam onze zonden op zich en droeg de straf in onze plaats. Toen Hij aan de rechterhand van God de Vader ging zitten, was het “voltooid” (zoals Hij aan het kruis zei). Het offer van Zijn lichaam was eenmalig en geldig voor elk mens die ooit heeft bestaan of nog geboren gaat worden. Er zijn geen offers meer nodig.

Christus sloot een nieuw verbond met ons. Wij hoeven er zelf niets meer voor te doen. Het is Zijn geschenk van verlossing en het kost niets. Het besef van Zijn allerhoogste daad van liefde, dwingt ons Hem lief te hebben en Hem met heel ons hart te willen volgen. God ziet onze zondige daden niet meer. Hij ziet ons nu in Zijn Zoon/In Christus.

4. Lees Hebreeën 10:19-25. Waartoe moedigen deze verzen ons aan?

Hebreeën 10:19. Omdat wij nu, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus,

20. langs een nieuwe en levende weg, die Hij voor ons heeft ingewijd door het voorhangsel, dat is door Zijn vlees,

21. en omdat wij een grote Priester hebben over het huis van God,

22. laten wij tot Hem naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof, nu ons hart gereinigd is van een slecht geweten en ons lichaam gewassen is met rein water.

23. Laten wij de belijdenis van de hoop onwrikbaar vasthouden, want Hij Die het beloofd heeft, is getrouw.

24. En laten wij op elkaar letten door elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken.

25. Laten wij de onderlinge bijeenkomst niet nalaten, zoals het bij sommigen de gewoonte is, maar elkaar aansporen, en dat zoveel te meer als u de grote dag ziet naderen.

Alleen de hogepriester kon, nadat hij offers had gebracht voor zijn eigen zonden, één keer per jaar, tijdens het Verzoenfeest, in de tegenwoordigheid van God komen door in de Tempel binnen te gaan om offers te brengen voor de zonden van het volk. Het gevolg van het offer eenmalige offer van Jezus en ons geloof dat Zijn bloed ons heeft gered waardoor wij rein, zuiver en rechtvaardig zijn gemaakt, maakt dat ook wij in de tegenwoordigheid van God kunnen komen.

Laten we vertrouwen hebben in onze verlossing. Laten we dicht bij Hem komen, wetende dat we door Zijn offer puur en rechtvaardig zijn gemaakt. Laten we elkaar aanmoedigen om Zijn voorbeeld te volgen in het tonen van liefde aan anderen en in het doen van goede werken. Laten we elkaar bemoedigen door als broeder en zusters samen te komen (op zondag, voor Bijbelstudies etc….)

5. Lees Hebreeën 10:26-31. Waar waarschuwen deze verzen ons voor?

Hebreeën 10:26. Want als wij willens en wetens zondigen, nadat wij de kennis van de waarheid ontvangen hebben, blijft er geen slachtoffer voor de zonden meer over,

27. maar slechts een verschrikkelijke verwachting van oordeel en verzengend vuur, dat de tegenstanders zal verslinden.

28. Als iemand de wet van Mozes tenietgedaan heeft, moet hij sterven zonder barmhartigheid, op het woord van twee of drie getuigen.

29. Hoeveel te zwaarder straf, denkt u, zal hij waard geacht worden die de Zoon van God vertrapt heeft en het bloed van het verbond, waardoor hij geheiligd was, onrein geacht heeft en de Geest van de genade gesmaad heeft?

30. Wij kennen immers Hem Die gezegd heeft: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Heere. En verder: De Heere zal Zijn volk oordelen.

31. Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God.

Deze verzen worden verschillend uitgelegd. Hieronder staan twee verschillende interpretaties. De eerste vanuit het gezichtspunt dat de schrijver schrijft aan wedergeboren gelovigen en de tweede dat hij schrijft aan degenen die het woord van redding hebben gehoord, maar besloten hebben Christus niet te volgen.

Aan de gelovige:

Het lijkt misschien vreemd dat de schrijver, in een gedeelte gericht op het opbouwen van het vertrouwen van de gelovige in zijn eeuwige bestemming en de zekerheid van zijn verlossing in Christus, zou schrijven dat het iets beangstigends is, om in de handen van de levende God te vallen. (Hebreeën 10:31).

De schrijver legt uit dat, als we moedwillig blijven zondigen nadat we de kennis van de waarheid hebben ontvangen, er niet langer een offer voor de zonden is (Hebreeën 10:26) – met andere woorden, daarvoor kan geen extra offer meer gebracht worden. Het offer van Jezus was eenmalig en is voor altijd voldoende (Hebreeën 10:19-23). De gelovige mag daar vertrouwen in hebben. Maar als er sprake is van voortdurende, opzettelijke zonde, kan het vertrouwen in de zaligheid van de gelovige geschokt worden. Er is bepaald dat er na de dood een oordeel komt (Hebreeën 9:27), en opzettelijke zonde maakt het vooruitzien naar dat oordeel eerder beangstigend dan vreugdevol.

Denk bijvoorbeeld eens aan de beschrijving van dit oordeel in 1 Korintiërs 3:10–15. Er is een beproeving van de werken van de gelovige door vuur, en als de werken verbrand worden, lijdt zelfs de gelovige verlies – ook al verliest hij zijn redding niet (1 Korintiërs 3:15). Dus de moedwillig zondigende gelovige kijkt met angst uit naar dat oordeel, in plaats van met het vertrouwen dat hij zou moeten hebben (Hebreeën 10:27).

De schrijver illustreert de ernst van zo’n zondige wandel door lezers te herinneren aan de gevolgen van dit soort zonde onder de Mozaïsche wet: de dood (Hebreeën 10:28). Als de persoon onder de Mozaïsche wet zo streng zou worden geoordeeld, hoeveel meer straf zou dan iemand verdienen die het bloed van Christus heeft vertrapt en de Geest van genade heeft beledigd (Hebreeën 10:29)? Toch is het belangrijk op te merken dat de schrijver niet zegt dat de gelovige zal sterven of zijn verlossing zal verliezen; hij vraagt zich eenvoudigweg af wat de gelovige zou verdienen. God is de rechter, en de wraak behoort aan Hem (Hebreeën 10:31

Vanwege Gods karakter zal Hij de zonde niet negeren – en er is zelfs een oordeel voor gelovigen, ook al gaat dat oordeel niet over verlossing, maar over beloningen (of het gebrek daaraan). De schrijver van Hebreeën daagt gelovigen uit hun vertrouwen niet weg te gooien, omdat daar een grote beloning tegenover staat (Hebreeën 10:35).

Een zuiver geweten voor God maakt het mogelijk dat iemand met vertrouwen uitkijkt naar de dag van het oordeel, terwijl een gelovige die opzettelijk zondigt dat vertrouwen opgeeft – ook al is zijn positie veilig, die toekomstige oordeelsdag nadert, en het is iets vreselijks om te vallen. in de handen van de levende God (Hebreeën 10:31).

Omdat we niet kunnen terugdeinzen voor vernietiging nadat we door God rechtvaardig zijn verklaard (Hebreeën 10:39), mogen we niet doorgaan met zondigen, omdat God ermee zal afrekenen, en dat wekt angst i.p.v. vertrouwen.

Houd er rekening mee dat de bovenstaande uitleg het standpunt inneemt dat deze gedeelten met waarschuwingen zijn geschreven voor wedergeboren gelovigen.

Aan een niet-gelovige:

Een andere kijk op Hebreeën 10, vind je hieronder. Hier spreekt de schrijver tot mensen die hun leven nog niet aan Christus hebben gegeven.

“Want als we moedwillig zondigen nadat we de volledige kennis van de waarheid hebben ontvangen, blijft er geen offer meer over aan de zonden.” Hebreeën 10:26-29 waarschuwt tegen de zonde van afvalligheid. Afvalligheid is een opzettelijke afvalligheid of verlaten. Afvalligen zijn degenen die naar Christus toe bewegen, die het Evangelie horen en begrijpen, en op de rand staan van het reddende geloof, maar vervolgens verwerpen wat ze hebben geleerd en zich afkeren. Dit zijn mensen die zich misschien zelfs bewust zijn van hun zonde. Maar in plaats tot een echte bekering over te gaan, begint hun belangstelling voor Christus af te nemen; de dingen van de wereld hebben eerder meer dan minder aantrekkingskracht op hen, en uiteindelijk verliezen ze alle verlangen naar de dingen van God en keren ze zich af. De Heer illustreerde dit soort mensen waar de zaad valt op het pad of op steenachtige grond met maar weinig aarde. Mattheüs 13:1-9, 18-23. Deze mensen ontvangen de dingen van de Heer ‘met vreugde”, maar hebben gen diepe wortels en worden afgeschrikt door moeilijkheden die ze vanwege Christus tegenkomen.

“Opzettelijk zondigen” draagt in deze passage het idee in zich van het bewust en opzettelijk afwijzen van Christus. Gods weg kennen, deze horen prediken, deze bestuderen, zichzelf tot de gelovigen rekenen en zich dan afkeren, betekent afvallig worden. Opzettelijk zondigen brengt het idee met zich mee van voortdurend en opzettelijk zondigen. Zo iemand zondigt niet uit onwetendheid, noch laat hij zich meeslepen door kortstondige verleidingen, waarvoor hij te zwak is om weerstand te bieden. De opzettelijke zondaar zondigt vanwege een gevestigde manier van denken en handelen, die hij niet wil opgeven. Een oprechte gelovige daarentegen is iemand die, wanneer hij in zonde vervalt en tijdelijk zijn gemeenschap met God verliest, in berouw bij God terugkomt, omdat zijn hemelse Vader hem voortdurend overtuigd en zal veroordelen totdat hij niet langer weg kan blijven. De ware afvallige zal doorgaan met zondigen, opzettelijk, gewillig en met overgave. Johannes vertelt ons: “Niemand die uit God geboren is, beoefent de zonde, omdat Zijn zaad in hem blijft en hij niet kan zondigen, omdat hij uit God geboren is” (1 Johannes 3:9).

Afvalligen hebben kennis, maar passen deze kennis niet toe. Ze zijn te vinden in de aanwezigheid van het licht van Christus, vooral in de kerk, onder christenen. Judas Iskariot is het perfecte voorbeeld: hij had kennis, maar het ontbrak hem aan oprecht geloof. Geen enkele andere afvallige van De Waarheid was meer of beter blootgesteld aan de liefde en genade van God dan Judas. Hij was een vertrouweling en maakte deel uit van Jezus’ discipelen. Hij at, sliep en reisde jarenlang met Hem mee. Hij zag de wonderen en hoorde de woorden van God uit de lippen van Jezus: de beste prediker die de wereld ooit heeft gekend, en toch keerde hij zich niet alleen af, maar speelde hij ook een rol in het complot om Jezus te vermoorden.

Judas keerde De Waarheid de rug toe met volledige kennis wie Jezus was. Zo ook de afvallige. Die, alhoewel hij Jezus kent er toch voor kiest om opzettelijk en voortdurend te zondigen. Een afvallige is dan niet meer te redden, omdat hij het enige offer dat God aanneemt voor de zonden, de Heer Jezus Christus, afwijst. Als het offer van Christus wordt afgewezen, is alle hoop op verlossing verdwenen. Als je je moedwillig van dit offer afwendt, blijft er geen offer over; er blijft alleen de zonde over, waarvan de straf de eeuwige dood is. Dit gedeelte spreekt niet over een gelovige die afvalt, maar eerder over iemand die beweert een gelovige te zijn, maar dat in werkelijkheid niet is. Iedereen die afvallig wordt, bewijst dat hij nooit echt geloof heeft gehad (1 Johannes 2:19).

Dit zijn uitdagende verzen. Hoe ze ook geïnterpreteerd worden, deze verzen zijn duidelijk een waarschuwing om niet moedwillig te zondigen. Heb ontzag (vrees) voor de Heiligheid van Gods en speel niet met Zijn genade en barmhartigheid.

6. Lees Hebreeën 10:32-39. Hoe vraagt God ons te leven?

Hebreeën 10: 32. Maar herinner u de dagen van weleer, waarin u, nadat u verlicht was, veel strijd in het lijden hebt verdragen.

33. Nu eens werd u zelf door smaad en verdrukkingen tot een schouwspel gemaakt, dan weer deelde u het lot van hen die zo behandeld werden.

34. Want u hebt ook medelijden gehad met mij, in mijn boeien, en de beroving van uw eigendommen met blijdschap aanvaard, in de wetenschap dat u voor uzelf een beter en blijvend bezit in de hemelen hebt.

35. Werp dan uw vrijmoedigheid niet weg, die een grote beloning met zich meebrengt.

36. Want u hebt volharding nodig, opdat u, na het volbrengen van de wil van God, de vervulling van de belofte zult verkrijgen.

37. Want: Nog een heel korte tijd en Hij Die komt, zal komen en niet uitblijven.

38. Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven, en als iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen.

39. Wij zijn echter geen mensen die zich onttrekken en daardoor naar het verderf gaan, maar mensen die geloven, tot behoud van hun ziel.

De ontvangers van deze brief hadden duidelijk een zekere mate van vervolging meegemaakt en waren trouw gebleven aan Christus. Ze hadden hun geloof behouden en waren bemoedigd dat er een beloning op hen wachtte als Jezus terugkeerde.

De rechtvaardigen (de gelovigen die gerechtvaardigd zijn – gered door Christus) zullen door geloof leven. Wat de omstandigheden ook zijn, een oprecht geloof in Christus zal ervoor zorgen dat gelovigen Hem trouw blijven.

Zie ook

Romeinen 1:17 Want de gerechtigheid van God wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, zoals geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.

Gerechtigheid van God. De mens voldoet jammerlijk niet aan de goddelijke maatstaf van morele perfectie. Paulus wil bewijzen dat het altijd Gods plan is geweest om zondaars door genade te rechtvaardigen, puur op basis van geloof.

Galaten 3:11 En dat door de wet niemand gerechtvaardigd wordt voor God, is duidelijk, want de rechtvaardige zal uit het geloof leven.

Dit vers bevestigt dat niemand gerechtvaardigd wordt door de wet. Rechtvaardiging komt alleen voort uit geloof.

Habakuk 2:3 Voorzeker, het visioen wacht nog op de vastgestelde tijd, aan het einde zal Hij het werkelijkheid maken. Hij liegt niet. Als Hij uitblijft, verwacht Hem, want Hij komt zeker, Hij zal niet wegblijven.

4. Zie, zijn ziel is hoogmoedig, niet oprecht in hem, maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven.

Deze waarheid vinden we in het Oude Testament. Nog een bewijs dat dit Gods plan was voordat Christus kwam.

7. Waartoe moedigt dit hoofdstuk ons aan? En hoe kunnen we dit doen?

Om ons geloof en onze hoop op Christus en Zijn enige waardige offer voor onze zonden te stellen. Elkaar aanmoedigen om tot Jezus te naderen en een relatie met Hem op te bouwen

Voor het tweede deel van het antwoord kun je wat praktisch advies geven. Hoe je elkaar kunt bemoedigen.

“Eten, kauwen, ademen en gaan”.

Eten: Moedig uw groep aan om regelmatig in het Woord te lezen om hun ziel te voeden.

Kauwen: Moedig ze aan een vers uit het hoofd te leren en erover te mediteren (zie Jozua 1:8-9; Jer 15:16)

Ademen: Moedig hen aan om een actief gebedsleven te leiden.

Ga: Moedig ze aan om naar mogelijkheden te zoeken om het Evangelie met anderen te delen.

We zijn nooit ontworpen om dit alleen te doen. Wij zijn een deel van Zijn lichaam. Blijf verbonden met andere leden van het lichaam van Christus. Communiceren en zorgen voor elkaar.

Geef enkele voorbeelden uit je leven waarin je eet, kauwt, ademt en gaat.

Samenvatting

Dit is een bemoedigend maar ook een uitdagend hoofdstuk voor de gelovige. We kunnen zeker zijn van onze verlossing door geloof in het verzoenende offer van Christus. We worden uitgedaagd om trouw te blijven aan Christus door de (vervolgings)uitdagingen van het leven heen en om anderen aan te moedigen hetzelfde te doen.

Extra informatie

Hebreeën

Verbanden: Misschien komt het Oude Testament nergens in het Nieuwe Testament meer in beeld dan in het boek Hebreeën, dat als fundament het Levitische priesterschap heeft. De schrijver aan de Hebreeën vergelijkt voortdurend de tekortkomingen van het oudtestamentische offersysteem met de perfectie en voltooiing in Christus. Waar het Oude Verbond voortdurende offers eiste en een jaarlijkse verzoening voor de zonde, aangeboden door een menselijke priester, voorziet het Nieuwe Verbond in een offer voor eens en voor altijd door Christus (Hebreeën 10:10) en directe toegang tot de troon van God. voor allen die in Hem zijn.

Praktische toepassing: De brief aan de Hebreeën is rijk aan fundamentele christelijke leerstellingen en geeft ons ook bemoedigende voorbeelden van Gods ‘geloofshelden’ die volhardden ondanks grote moeilijkheden en ongunstige omstandigheden (Hebreeën 11). Deze leden van Gods Hall of Faith leveren overweldigend bewijs voor de onvoorwaardelijke zekerheid en absolute betrouwbaarheid van God. Op dezelfde manier kunnen wij een volmaakt vertrouwen in Gods rijke beloften behouden, ongeacht onze omstandigheden, door te mediteren over de rotsvaste trouw van Gods werking in de levens van Zijn oudtestamentische heiligen.

De schrijver van Hebreeën geeft gelovigen ruimschoots bemoediging, maar er zijn vijf plechtige waarschuwingen waar we acht op moeten slaan. Er is het gevaar van verwaarlozing (Hebreeën 2:1-4), het gevaar van ongeloof (Hebreeën 3:7–4:13), het gevaar van geestelijke onvolwassenheid (Hebreeën 5:11–6:20), het gevaar van falen volharden (Hebreeën 10:26-39), en het inherente gevaar van het weigeren van God (Hebreeën 12:25-29). En zo vinden we in dit bekronende meesterwerk een grote rijkdom aan leerstellingen, een verfrissende bron van bemoediging en een bron van gezonde, praktische waarschuwingen tegen de traagheid in onze christelijke wandel. Maar er is nog meer, want in Hebreeën vinden we een prachtig weergegeven portret van onze Heer Jezus Christus – de Auteur en Voleinder van onze grote verlossing (Hebreeën 12:2).

De schrijver van de brief aan de Hebreeën schrijft vooral aan Joodse gelovigen om hen uit te dagen Jezus de Christus hoog te achten en zich in geloof voortdurend op Hem te concentreren. Door de hele brief heen geeft de schrijver waarschuwingen om hen te helpen de ernst te begrijpen van het onvermogen om zich op Christus te concentreren (Hebreeën 2:1–3a; 3:12–14; 4:1–11; 6:1–8; 10:19 –31; 12:14–17; 12:25–29; en 13:4–6). In Hebreeën 10:31 – aan het einde van een van die waarschuwingen – herinnert de schrijver gelovigen eraan dat het iets beangstigends is om in de handen van de levende God te vallen (Hebreeën 10:31).