Disclaimer: Deze Bijbelstudie is gemaakt door leden van onze gemeente maar kunnen interpretaties of meningen bevatten die niet per se door iedereen gedragen worden binnen onze Gemeente.

Psalm 119

Introductie

Psalm 119 is de langste Psalm en het langste hoofdstuk in de Bijbel. De Psalm is zelfs langer dan de nieuwtestamentische boeken van Jakobus, Colossenzen en Filippenzen. De auteur is onbekend, hoewel David, Daniël of Ezra redelijkerwijs door christelijke commentatoren als mogelijke auteur worden gezien. De Joodse leer schrijft deze psalm toe aan Ezra.

Ezra keerde terug naar Jeruzalem met 40.000 a 50.000 ballingen uit Babylon. Hiervoor had hij toestemming gekregen van de Perzische koning Artaxerxes. Voor de Joden was Ezra (een priester/leraar) na Mozes de meest gerespecteerde spirituele leider. Ezra heeft het Oude Testament aangepast naar modern Hebreeuws. Hij begon Joodse synagogen en begon de orde van de Schriftgeleerden. Zij kopieerden de geschriften van het Oude Testament op nieuw perkament toen de oude vervaagden. Ezra ontwierp het geschriftenschema van de synagogen. Hierin werd vermeld welk deel van het Oude Testament op elke dag van het jaar gelezen moet worden. Hij heeft waarschijnlijk Psalm 119, 1 & 2 geschreven, evenals de boeken: Kronieken, Ezra en Nehemia. Hij stelde de boeken van het Oude Testament samen zoals wij die kennen. (Zie diagram hieronder onder aanvullende opmerkingen).

Ezra werd door God geroepen om de afleidingen en verleidingen van Babylon achter zich te laten en Hem te dienen in het donkere, moeilijke land Israël. Hij werd gevraagd een volk te dienen dat 70 jaar lang ondergedompeld was geweest in afleidingen en verleidingen in een land met andere goden. Hoe keer je mensen terug ​​van afleidingen die hen weghouden van God en hoe voorkom je dat je je focus op God verliest? Dit is waar psalm 119 over gaat.

Lees als groep Psalm 119

Beantwoord de volgende vragen individueel. Vraag God om u te helpen de boodschap die Hij voor u heeft door Zijn Woord te begrijpen. Als je alle vragen hebt beantwoord, gaan we samen de antwoorden doornemen.

Vragen

1. Wat beschrijft de psalmist in de verzen 1-8?

1. Welzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet van de HEERE gaan.

2. Welzalig wie Zijn getuigenissen in acht nemen, die Hem met heel hun hart zoeken,

3. die ook geen onrecht bedrijven, maar in Zijn wegen gaan.

4. HEERE, Ú hebt geboden om Uw bevelen ten zeerste in acht te nemen.

5. Och, waren mijn wegen zo vast om Uw verordeningen in acht te nemen!

6. Dan zou ik niet beschaamd worden, als ik oog zou hebben voor al Uw geboden.

7. Ik zal U loven met een oprecht hart, wanneer ik Uw rechtvaardige bepalingen geleerd heb.

8. Ik zal Uw verordeningen in acht nemen, verlaat mij niet geheel en al.

2. In deze psalm wordt onze relatie met God vaak beschreven als een wandel of een weg die we kunnen gaan. Wat is het pad dat God graag wil dat we bewandelen? (Lees de verzen 1; 3; 14; 27; 30; 32; 33; 37. Lees ook Johannes 14:6)

1. Welzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet van de HEERE gaan.

3. die ook geen onrecht bedrijven, maar in Zijn wegen gaan.

14. In de weg van Uw getuigenissen verblijd ik mij meer dan in alle bezit.

27. Geef mij inzicht in de weg van Uw bevelen, dan zal ik Uw wonderen overdenken.

30. Ik heb de weg van de waarheid gekozen, Uw bepalingen heb ik mij voor ogen gesteld.

32. Ik zal de weg van Uw geboden lopen, wanneer U mijn hart verruimd hebt.

33. HEERE, leer mij de weg van Uw verordeningen, en ik zal die in acht nemen tot het einde toe.

37. Wend mijn ogen af, zodat zij niet zien wat nutteloos is; maak mij levend door Uw wegen.

Johannes 14:6 Jezus zei tegen hem: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij.

3. Wat zegt de Psalmist over de leer van de Wet, voor ons geschreven in Gods Woord?

a. In vers 1;

1. Welzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet van de HEERE gaan.

b. In verzen 51; 61; 109; 126; 136

51. De hoogmoedigen hebben mij ten zeerste bespot, toch ben ik van Uw wet niet afgeweken.

61. Benden goddelozen hebben mij omringd, toch heb ik Uw wet niet vergeten.

109. Mijn leven is voortdurend in gevaar, toch vergeet ik Uw wet niet.

126. Het is tijd voor de HEERE om te handelen, want zij hebben Uw wet verbroken.

136. Beken vol water stromen uit mijn ogen neer, omdat men Uw wet niet in acht neemt.

c. In verzen 72; 77; 174

72. De wet uit Uw mond is mij beter dan duizenden stukken goud of zilver.

77. Laat Uw barmhartigheid over mij komen, dan zal ik leven, want Uw wet is mijn bron van blijdschap.

174. HEERE, ik verlang naar Uw heil; Uw wet is mijn bron van blijdschap.

d. In verzen 97; 163; 165

97. Hoe lief heb ik Uw wet! Hij is heel de dag mijn overdenking.

163. Ik haat de leugen en heb er een afschuw van, maar Uw wet heb ik lief.

165. Wie Uw wet liefhebben, hebben diepe vrede; voor hen ligt er geen struikelblok.

4. Wat zegt de psalmist over Gods geboden:

a. In verzen 10; 35; 47; 60; 127; 131 en 143?

10. Ik zoek U met heel mijn hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen.

35. Doe mij treden op het pad van Uw geboden, want daarin vind ik vreugde.

47. Ik verblijd mij in Uw geboden, die ik liefheb.

60. Ik heb mij gehaast en niet geaarzeld Uw geboden in acht te nemen.

127. Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan zuiver goud.

131. Ik sper mijn mond open en hijg, want ik verlang naar Uw geboden.

143. Benauwdheid en nood hebben mij getroffen, maar Uw geboden zijn mijn bron van blijdschap.

b. In verzen 6; 32; 66; 96; 98; 151 en 172?

6. Dan zou ik niet beschaamd worden, als ik oog zou hebben voor al Uw geboden.

32. Ik zal de weg van Uw geboden lopen, wanneer U mijn hart verruimd hebt.

66. Leer mij goed onderscheiden en kennen, want ik heb in Uw geboden geloofd.

96. Aan alles, hoe volmaakt ook, heb ik een einde gezien; maar alleen Uw gebod is onbegrensd.

98. Uw geboden maken mij wijzer dan mijn vijanden, want zij zijn voor eeuwig bij mij.

151. Maar U, HEERE, bent nabij, en al Uw geboden zijn waarachtig.

172. Mijn tong zal Uw woorden bezingen, want al Uw geboden zijn rechtvaardig.

5. Hoe beschrijft de psalmist Gods bepalingen en oordelen? (Lees de verzen 7; 43; 52; 75; 106; 120; 137; 160)

7. Ik zal U loven met een oprecht hart, wanneer ik Uw rechtvaardige bepalingen geleerd heb.

43. Ontruk het woord van de waarheid niet geheel en al aan mijn mond, want ik hoop op Uw bepalingen.

52. Ik heb gedacht aan Uw oordelen van oude tijden af, HEERE, en heb mij getroost.

75. Ik weet, HEERE, dat Uw oordelen rechtvaardig zijn en dat U mij in Uw trouw verdrukt hebt.

106. Ik heb gezworen, en ik zal het gestand doen: ik zal Uw rechtvaardige bepalingen in acht nemen.

120. Het haar van mijn lichaam is te berge gerezen uit grote vrees voor U, ik heb gevreesd voor Uw oordelen.

137. U bent rechtvaardig, HEERE, en al Uw oordelen zijn juist.

160. Vanaf het begin is Uw woord waarachtig, al Uw rechtvaardige bepalingen zijn voor eeuwig.

6. In de verzen 10 en 11 spreekt hij vanuit zijn hart. Wat zegt hij hier en wat beloofde hij later te doen?

(lees verzen: 7; 8; 15; 16; 32; 45; 46; 47; 48)

10. Ik zoek U met heel mijn hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen.

11. Ik heb Uw belofte in mijn hart opgeborgen, opdat ik tegen U niet zondig.

7. Ik zal U loven met een oprecht hart, wanneer ik Uw rechtvaardige bepalingen geleerd heb.

8. Ik zal Uw verordeningen in acht nemen, verlaat mij niet geheel en al.

15. Ik overdenk Uw bevelen en heb oog voor Uw paden.

16. Ik verblijd mij in Uw verordeningen, Uw woord vergeet ik niet.

32. Ik zal de weg van Uw geboden lopen, wanneer U mijn hart verruimd hebt.

45. Ik zal wandelen op ruime baan, omdat ik Uw bevelen gezocht heb.

46. Ook zal ik voor koningen spreken over Uw getuigenissen en mij niet schamen.

47. Ik verblijd mij in Uw geboden, die ik liefheb.

48. Ik hef mijn handen op naar Uw geboden, die ik liefheb, en overdenk Uw verordeningen.

7. De psalmist wilde dat God zijn leven zou veranderen, hij stond toe dat het Woord hem veranderde. Welke keuzes maakte hij (lees de verzen 59, 101 en 112)?

59. Ik heb mijn wegen overdacht, en mijn voeten gekeerd naar Uw getuigenissen.

101. Ik heb mijn voeten weerhouden van alle slechte paden, opdat ik mij aan Uw woord zal houden.

112. Ik heb mijn hart geneigd om overeenkomstig Uw verordeningen te handelen, voor eeuwig, tot het einde toe.

8. Deze Psalm leert ons het belang van Gods Woord. Hoe beschrijft Paulus Gods Woord in Efeziërs 6:17 en 2 Timotheüs 3:16. Hoe gebruikte Jezus dit Woord in Mattheüs 4:4; 4:7 en 4:10?

Efeze 6:17 En neem de helm van de zaligheid en het zwaard van de Geest, dat is Gods Woord,

2 Timotheüs 3:16 Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid,

17. opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust.

Mattheüs 4:4 Maar Hij antwoordde en zei: Er staat geschreven: De mens zal niet van brood alleen leven, maar van elk woord dat uit de mond van God komt.

7. Jezus zei tegen hem: Er staat eveneens geschreven: U zult de Heere, uw God, niet verzoeken.

10. Toen zei Jezus tegen hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven: De Heere, uw God, zult u aanbidden en Hem alleen dienen.

9. Hoe kunnen we deze Psalm toepassen in ons eigen leven?

Antwoorden

1. Wat beschrijft de psalmist in de verzen 1-8?

1. Welzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet van de HEERE gaan.

2. Welzalig wie Zijn getuigenissen in acht nemen, die Hem met heel hun hart zoeken,

3. die ook geen onrecht bedrijven, maar in Zijn wegen gaan.

4. HEERE, Ú hebt geboden om Uw bevelen ten zeerste in acht te nemen.

5. Och, waren mijn wegen zo vast om Uw verordeningen in acht te nemen!

6. Dan zou ik niet beschaamd worden, als ik oog zou hebben voor al Uw geboden.

7. Ik zal U loven met een oprecht hart, wanneer ik Uw rechtvaardige bepalingen geleerd heb.

8. Ik zal Uw verordeningen in acht nemen, verlaat mij niet geheel en al.

Dit is een geïnspireerde beschrijving van de zegeningen die iemand zal ontvangen wanneer Gods Woord wordt bestudeerd.

We zullen gezegend worden als we het pad volgen dat God wil dat we gaan.

We zullen gezegend worden als we zijn waarheden volgen en als we Hem met heel ons hart zoeken.

Als we Zijn pad volgen, zullen we niet in zonde vervallen.

Gods plannen voor ons leven zijn geschreven in Zijn Woord.

Als we Zijn geboden volgen, zullen we niet beschaamd worden.

Het leren en begrijpen van Gods Woord leidt ertoe dat we Hem gaan loven en aanbidden.

Dit zal er ook toe leiden dat we Zijn wil willen doen.

2. In deze psalm wordt onze relatie met God vaak beschreven als een wandel of een weg die we kunnen gaan. Wat is het pad dat God graag wil dat we bewandelen? (Lees de verzen 1; 3; 14; 27; 30; 32; 33; 37. Lees ook Johannes 14:6)

1. Welzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet van de HEERE gaan.

3. die ook geen onrecht bedrijven, maar in Zijn wegen gaan.

14. In de weg van Uw getuigenissen verblijd ik mij meer dan in alle bezit.

27. Geef mij inzicht in de weg van Uw bevelen, dan zal ik Uw wonderen overdenken.

30. Ik heb de weg van de waarheid gekozen, Uw bepalingen heb ik mij voor ogen gesteld.

32. Ik zal de weg van Uw geboden lopen, wanneer U mijn hart verruimd hebt.

33. HEERE, leer mij de weg van Uw verordeningen, en ik zal die in acht nemen tot het einde toe.

37. Wend mijn ogen af, zodat zij niet zien wat nutteloos is; maak mij levend door Uw wegen.

Johannes 14:6 Jezus zei tegen hem: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij.

De Psalmist wil Zijn Weg volgen (of bewandelen). (Jezus wordt ook beschreven als De Weg in Johannes 14:6). Zijn Weg wordt voor ons beschreven in Zijn Woord. Als we dit leren en het op ons in laten werken, zullen we Gods wil voor ons leven kennen en in staat zijn om het te volgen.

Jezus “De Weg” wijst ons de Vader en door in Hem te geloven en Hem te volgen kunnen we teruggeleid worden naar de Vader.

3. Wat zegt de Psalmist over de leer van de Wet, voor ons geschreven in Gods Woord?

a. In vers 1;

1. Welzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet van de HEERE gaan.

De persoon die het Woord van God volgt, zal gezegend worden

b. In verzen 51; 61; 109; 126; 136

51. De hoogmoedigen hebben mij ten zeerste bespot, toch ben ik van Uw wet niet afgeweken.

61. Benden goddelozen hebben mij omringd, toch heb ik Uw wet niet vergeten.

109. Mijn leven is voortdurend in gevaar, toch vergeet ik Uw wet niet.

126. Het is tijd voor de HEERE om te handelen, want zij hebben Uw wet verbroken.

136. Beken vol water stromen uit mijn ogen neer, omdat men Uw wet niet in acht neemt.

Ondanks vervolging en slechtheid overal om hem heen houdt de psalmist vast aan Gods Woord. Hij is verdrietig en huilt omdat anderen Gods weg niet volgen, hij roept God op om in te grijpen.

c. In verzen 72; 77; 174

72. De wet uit Uw mond is mij beter dan duizenden stukken goud of zilver.

77. Laat Uw barmhartigheid over mij komen, dan zal ik leven, want Uw wet is mijn bron van blijdschap.

174. HEERE, ik verlang naar Uw heil; Uw wet is mijn bron van blijdschap.

Gods Woord heeft echte waarde voor de psalmist. Het maakt hem echt gelukkig.

d. In verzen 97; 163; 165

97. Hoe lief heb ik Uw wet! Hij is heel de dag mijn overdenking.

163. Ik haat de leugen en heb er een afschuw van, maar Uw wet heb ik lief.

165. Wie Uw wet liefhebben, hebben diepe vrede; voor hen ligt er geen struikelblok.

De psalmist houdt van Gods Woord en dat geeft hem diepe innerlijke rust.

Gods Woord bevat de ‘Goddelijke leringen van de Goddelijke Leraar’. De ‘Wet’ of de Thora bevatten Gods instructies aan Zijn volk die Hen (ons) op Zijn wil wijzen. God wil dat we Zijn Wet leren. De psalmist heeft een honger naar Gods Woord en wil Gods Wet begrijpen en gehoorzamen. Het maakte niet uit wat hem overkwam, de psalmist bleef trouw aan Gods wet.

4. Wat zegt de psalmist over Gods geboden:

a. In verzen 10; 35; 47; 60; 127; 131 en 143?

10. Ik zoek U met heel mijn hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen.

Hij verlangt ernaar God beter te leren kennen en trouw te blijven aan Gods geboden.

35. Doe mij treden op het pad van Uw geboden, want daarin vind ik vreugde.

Hij vraagt God om hem door Zijn geboden te leiden, omdat dit hem vreugde geeft.

47. Ik verblijd mij in Uw geboden, die ik liefheb.

Hij verheugt zich in Gods geboden, hij heeft ze lief.

60. Ik heb mij gehaast en niet geaarzeld Uw geboden in acht te nemen.

Hij wil Gods geboden ijverig onderhouden.

127. Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan zuiver goud.

Gods geboden zijn van meer waarde dan goud voor de psalmist, ze zijn hem dierbaar, hij houdt ervan.

131. Ik sper mijn mond open en hijg, want ik verlang naar Uw geboden.

De psalmist wil (verlangt) zich aan Gods geboden houden.

143. Benauwdheid en nood hebben mij getroffen, maar Uw geboden zijn mijn bron van blijdschap.

Het volgen van Gods geboden schenkt de psalmist vreugde.

De psalmist verlangt ernaar God beter te leren kennen (een relatie met Hem te hebben) en Zijn geboden te volgen. Hij vindt het heerlijk om ze te volgen, dit geeft hem grote vreugde.

b. In verzen 6; 32; 66; 96; 98; 151 en 172?

6. Dan zou ik niet beschaamd worden, als ik oog zou hebben voor al Uw geboden.

Het houden van Gods geboden zal de psalmist behoeden voor schaamte.

32. Ik zal de weg van Uw geboden lopen, wanneer U mijn hart verruimd hebt.

Omdat God het begrip van de Psalmist heeft verruimd, wil hij de “weg” van Zijn geboden volgen.

66. Leer mij goed onderscheiden en kennen, want ik heb in Uw geboden geloofd.

Door op Gods geboden te vertrouwen, zal de psalmist onderscheidingsvermogen en kennis hebben.

96. Aan alles, hoe volmaakt ook, heb ik een einde gezien; maar alleen Uw gebod is onbegrensd.

De psalmist ziet dat alle mooie dingen eindig zijn, maar Gods geboden zijn eeuwig.

98. Uw geboden maken mij wijzer dan mijn vijanden, want zij zijn voor eeuwig bij mij.

Het opvolgen van Gods geboden is een wijze en eeuwige keuze.

151. Maar U, HEERE, bent nabij, en al Uw geboden zijn waarachtig.

Alle geboden van God zijn waar.

172. Mijn tong zal Uw woorden bezingen, want al Uw geboden zijn rechtvaardig.

Al Gods geboden zijn rechtvaardig.

5. Hoe beschrijft de psalmist Gods bepalingen en oordelen? (Lees de verzen 7; 43; 52; 75; 106; 120; 137; 160)

7. Ik zal U loven met een oprecht hart, wanneer ik Uw rechtvaardige bepalingen geleerd heb.

Gods wetten zijn rechtvaardig. We zullen God oprecht gaan loven als we ze leren.

43. Ontruk het woord van de waarheid niet geheel en al aan mijn mond, want ik hoop op Uw bepalingen.

De psalmist vestigt zijn hoop op Gods wetten.

52. Ik heb gedacht aan Uw oordelen van oude tijden af, HEERE, en heb mij getroost.

Hij herinnert zich Gods oude oordelen en ze geven hem troost.

75. Ik weet, HEERE, dat Uw oordelen rechtvaardig zijn en dat U mij in Uw trouw verdrukt hebt.

Hij weet dat Gods oordelen rechtvaardig zijn.

106. Ik heb gezworen, en ik zal het gestand doen: ik zal Uw rechtvaardige bepalingen in acht nemen.

Hij heeft een belofte gedaan om Gods rechtvaardige wetten te volgen.

120. Het haar van mijn lichaam is te berge gerezen uit grote vrees voor U, ik heb gevreesd voor Uw oordelen.

De psalmist neemt God en Zijn oordeel serieus. Hij beeft van angst voor Gods oordelen.

137. U bent rechtvaardig, HEERE, en al Uw oordelen zijn juist.

De Heer is rechtvaardig en Zijn oordelen zijn rechtvaardig.

160. Vanaf het begin is Uw woord waarachtig, al Uw rechtvaardige bepalingen zijn voor eeuwig.

Gods woord is waar. Zijn rechtvaardige oordelen zijn eeuwig.

6. In de verzen 10 en 11 spreekt hij vanuit zijn hart. Wat zegt hij hier en wat beloofde hij later te doen?

(lees verzen: 7; 8; 15; 16; 32; 45; 46; 47; 48)

10. Ik zoek U met heel mijn hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen.

11. Ik heb Uw belofte in mijn hart opgeborgen, opdat ik tegen U niet zondig.

De psalmist wil een relatie met de Heer hebben. Dat wil hij met heel zijn hart. Hij heeft een sterk verlangen in zijn hart (een honger) naar het Woord van God. Hij wil God niet in de steek laten door te zondigen. Hij heeft de Schrift zo goed geleerd dat ze in zijn hart zijn en hij ziet dit als een manier om hem te helpen van zijn zonde af te komen.

Omdat hij de weg van de Heer wil volgen, doet de psalmist de volgende beloften aan God:

7. Ik zal U loven met een oprecht hart, wanneer ik Uw rechtvaardige bepalingen geleerd heb.

Hij zal God echt loven vanuit zijn hart.

8. Ik zal Uw verordeningen in acht nemen, verlaat mij niet geheel en al.

Hij zal zich aan Gods regels houden.

15. Ik overdenk Uw bevelen en heb oog voor Uw paden.

Hij zal mediteren over Gods voorschriften.

16. Ik verblijd mij in Uw verordeningen, Uw woord vergeet ik niet.

Hij zal zich verheugen in Gods inzettingen en Gods wil niet vergeten.

32. Ik zal de weg van Uw geboden lopen, wanneer U mijn hart verruimd hebt.

Hij zal ‘rennen’ (volgen) de ‘weg’ van Gods geboden.

45. Ik zal wandelen op ruime baan, omdat ik Uw bevelen gezocht heb.

Hij zal vrij rondlopen omdat hij Gods voorschriften doorzoekt.

46. Ook zal ik voor koningen spreken over Uw getuigenissen en mij niet schamen.

Hij zal zich niet schamen om voor koningen te getuigen over zijn God.

47. Ik verblijd mij in Uw geboden, die ik liefheb.

Hij zal zich verheugen in Gods geboden.

48. Ik hef mijn handen op naar Uw geboden, die ik liefheb, en overdenk Uw verordeningen.

Hij zal Gods geboden loven voor Zijn geboden; hij aanbidt hen en hij mediteert op hen.

7. De psalmist wilde dat God zijn leven zou veranderen, hij stond toe dat het Woord hem veranderden zou. Welke keuzes maakte hij (lees de verzen 59, 101 en 112)?

59. Ik heb mijn wegen overdacht, en mijn voeten gekeerd naar Uw getuigenissen.

De psalmist kiest ervoor zijn leven op God te richten. Zoals iemand die ergens bang voor is of iets ziet dat hem in de weg staat of tegenhoudt een andere richting kiest. De Psalmist onderzoekt zijn leven, kijkt naar het Woord en gaat de weg van de Heer.

101. Ik heb mijn voeten weerhouden van alle slechte paden, opdat ik mij aan Uw woord zal houden.

Hij kiest ervoor om het kwaad in welke vorm dan ook te vermijden.

112. Ik heb mijn hart geneigd om overeenkomstig Uw verordeningen te handelen, voor eeuwig, tot het einde toe.

Hij kiest ervoor om door gehoorzaamheid naar Gods weg te leunen.

8. Deze Psalm leert ons het belang van Gods Woord. Hoe beschrijft Paulus Gods Woord in Efeziërs 6:17 en 2 Timotheüs 3:16. Hoe gebruikte Jezus dit Woord in Mattheüs 4:4; 4:7 en 4:10?

Efeze 6:17 En neem de helm van de zaligheid en het zwaard van de Geest, dat is Gods Woord,

2 Timotheüs 3:16 Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid,

17. opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust.

Mattheüs 4:4 Maar Hij antwoordde en zei: Er staat geschreven: De mens zal niet van brood alleen leven, maar van elk woord dat uit de mond van God komt.

7. Jezus zei tegen hem: Er staat eveneens geschreven: U zult de Heere, uw God, niet verzoeken.

10. Toen zei Jezus tegen hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven: De Heere, uw God, zult u aanbidden en Hem alleen dienen.

Gods Woord wordt in Efeziërs 6:17 beschreven als het zwaard van de Geest. Een wapen dat we hebben om de spirituele vijanden af ​​te weren. Paulus benadrukt dat de hele Schrift door God is geïnspireerd in 2 Timoteüs 3:16 en beschikbaar is om ons volledig toe te rusten.

De eerste confrontatie van Jezus met Satan geeft ons een heel goed voorbeeld hoe Hij de Schrift gebruikte om Satan te bestrijden.

Hoe beter we de Schrift kennen, des te beter zullen we toegerust zijn.

9. Hoe kunnen we deze Psalm toepassen in ons eigen leven?

Zie – “Toepassing op uw dagelijks leven” hieronder

Samenvatting

Deze psalm is geschreven om ons het belang van het kennen van Gods Woord te laten zien. Het leven van de Psalmist is zo geraakt door het overdenken/mediteren op het Woord dat hij wenst dat de lezers worden gegrepen door diezelfde passie. Paulus bevestigt het belang van Gods Woord in zijn brief aan Timotheüs en in zijn brief aan de Efeziërs. Jezus zelf gebruikt ook Zijn kennis van de Schrift wanneer Hij Satan afweert in de verzoekingen in de woestijn.

Toepassing op uw dagelijks leven

Het lezen, leren en begrijpen van het Woord van God zal ons helpen te weten wat Gods wil is voor ons leven. Het zal ons toerusten om de aanvallen van Satan af te weren en ons in staat stellen de geesten te testen en eventuele valse leerstellingen te herkennen.

Extra notities

De boeken van het Oude Testament zoals Ezra ze samenvoegde