Disclaimer: Deze Bijbelstudie is gemaakt door leden van onze gemeente maar kunnen interpretaties of meningen bevatten die niet per se door iedereen gedragen worden binnen onze Gemeente.

In Romeinen 8 legt Paulus uit dat wij absolute zekerheid mogen hebben over het eeuwige leven, omdat Jezus de zonde, de wet en de dood heeft overwonnen. Door geloof in Jezus zijn wij rechtvaardig (onschuldig) verklaard in Gods ogen en mogen wij in verbondenheid met Hem leven. Deze overwinning betekent niet alleen dat wij op een dag net als Jezus uit de dood zullen opstaan, maar ook dat wij nú al heilig kunnen leven. Dit lukt ons niet door onze eigen kracht of door de wet te houden, maar door de vernieuwende kracht van Gods Geest in ons hart (heiliging).

Iedereen die door Gods Geest wordt geleid, is een kind van God en daarmee erfgenaam van de beloften die God vroeger aan Abraham heeft gedaan. Wij zijn deel van een groot en gezegend volk van God, en mogen met verwachting uitkijken naar ons ‘beloofde land’, Gods Koninkrijk op aarde. Paulus bemoedigt ons dat het lijden in dit leven slechts tijdelijk is en in geen verhouding staat tot de glorie die ons te wachten staat: een nieuw lichaam en een leven in heerlijkheid als Jezus terugkomt (verheerlijking).

Ook nu dat moment nog niet is aangebroken kan niets ons scheiden van Gods liefde in Christus Jezus. God heeft ons geroepen, rechtvaardig verklaard en zal ons verheerlijken met een nieuw onvergankelijk lichaam. Wij mogen volledig vertrouwen op deze beloftes aan ons, Zijn plan en Zijn trouw. Er is niemand in de hemel of op de aarde die daar iets aan kan veranderen.

Na deze geweldige bemoediging in Romeinen 8 richt Paulus zich in Romeinen 9 op een moeilijke vraag: wat betekent dit alles voor zijn eigen volk, de Israëlieten? Als Christenen zo gezegend zijn door God, wat betekent dat dan voor de overgrote meerderheid van de Israëlieten die Jezus niet als Messias hebben aangenomen? Israël was toch het uitverkoren volk, dat als eerste Gods beloften en roeping ontving? Is God klaar met ongelovig Israël, of heeft Hij nog een plan?

Downloads:

Romeinen 9:1-5: Droefheid over ongelovig Israël

📖 Lees de volgende verzen

Rom. 9:1-5
Rom. 3:2
Deut. 7:6-8

1) In welke aspecten is Israël bevoorrecht?




  • Wat heeft de bevoorrechte positie van Israël te maken met Paulus’ verdriet?
  • Hoe ga jij vanuit jouw eigen geloof om met verdriet over mensen die niet in Jezus geloven?
  • Denk je dat Paulus écht het eeuwig leven zou willen opgeven voor anderen (tip: lees Rom. 9:3 NBV)?
Toon antwoord/commentaar

Context: De onvoorstelbare genade en zegen van de Christen

In Rom. 8 heeft Paulus ons vooral bemoedigt omdat er niets is wat ons als Christenen van Gods liefde en beloftes kan scheiden. Deze onvoorstelbare genade en zegen is iets waar iedere Christen diep dankbaar voor is. Tegelijkertijd is het ook ontzettend moeilijk dat niet iedereen deze boodschap wil horen of ontvangen. Want dat betekent dat deze mensen niet het eeuwig leven zullen ontvangen maar voor eeuwig gescheiden zullen zijn van God.

Paulus’ gedachtegang: met alles wat Israël heeft meegemaakt zijn uitgerekend zij ongelovig

Daar worstelt Paulus mee als hij denkt aan zijn Israëlitische broeders en zusters die Jezus niet hebben aanvaard. Wat dit intense verdriet versterkt is dat Israël ook nog eens zo bijzonder bevoorrecht was omdat God hen had uitverkozen. Al eeuwenlang hebben zij alle Woorden van God mogen ontvangen, wonderen mogen ervaren en taken mogen uitvoeren. En juist die Israëlieten aanvaarden hun eigen Messias niet en zullen door ongeloof niet de beloften van het eeuwig leven ontvangen.

De bevoorrechte positie van Israël

Israël is op verschillende manieren bevoorrecht: 

  • Jezus Christus is uit Israël voortgekomen (Rom. 9:5).
  • Israël is door God uitverkozen (apart gezet) als Zijn volk (Deut. 7:6-8). 
  • God sloot de verbonden met Israël (Rom. 9:4). 
  • Zij kregen de wet via Mozes (Rom. 9:4). 
  • Zij hadden het voorrecht om God te dienen in de tempel en offers te brengen (Rom. 9:4). 
  • Gods beloften zijn aan Israël gedaan (Rom. 9:4). 
  • Grote geloofshelden zoals Abraham, Isaak en Jakob behoren tot Israël (Rom. 9:5). 

Romeinen 9:6-23: Israëls verkiezing

📖 Lees de volgende verzen

Romeinen 9:6–9 (NBV21)
6Gods belofte is niet komen te vervallen. Want niet alle Israëlieten behoren werkelijk tot Israël, 7niet alle nakomelingen van Abraham zijn ook werkelijk zijn kinderen; er staat immers geschreven: ‘Alleen de nakomelingen van Isaak zullen gelden als jouw nageslacht.’ 8Dat wil zeggen: ze zijn niet door hun natuurlijke afstamming kinderen van God, maar gelden als nageslacht van Abraham op grond van Gods belofte. 9Als íets een belofte is dan zijn het deze woorden: ‘Over een jaar kom Ik terug en dan heeft Sara een zoon.’

Genesis 3:15 (NBV21)
15Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare; dat verbrijzelt jou de kop, jij bijt het in de hiel.’

Galaten 3:16–18 (NBV21)
16Net zo gaf God zijn beloften aan Abraham en zijn nakomeling. Let wel, er staat niet ‘nakomelingen’, alsof het velen betreft, maar het gaat er om één: ‘je nakomeling’ – en dat is Christus. 17Ik bedoel dit: de wet, die vierhonderddertig jaar na de belofte is gekomen, maakt het testament dat door God bekrachtigd is niet ongeldig. De wet kan de belofte niet ontkrachten. 18Immers, als de erfenis afhankelijk zou zijn van de wet, zou ze niet afhankelijk zijn van de belofte, maar het is nu juist door zijn belofte dat God zijn genade aan Abraham heeft geschonken.

2) Hoe onthullen deze passages de rol van het ‘nageslacht’ en de beloftes in Gods verlossingsplan?




  • Hoe helpt het ons om de wet en de belofte beter te begrijpen als we weten dat ‘nageslacht’ uiteindelijk over Christus gaat? Wat betekent dit voor onze identiteit als kinderen van God?
  • Heeft het besef dat je door geloof in Christus ook tot Israël hoort je persoonlijke relatie met God en anderen beïnvloed?
  • Kun je een moment noemen waarop je echt besefte dat je een kind van God bent en dit je kracht gaf?
Toelichting

Context

In vers 1-5 heeft Paulus zijn intense verdriet gedeeld dat uitgerekend het zo bevoorrechte Israël wegens ongeloof niet de beloften heeft beërfd. In vers 6 beredeneert Paulus dat dit niet betekent dat Gods beloften hebben gefaald. God beloften zijn volgens Paulus wel degelijk vervuld.

Etnische afstamming garandeert geen redding

Paulus legt uit dat wie de beloften van God mogen beërven niet afhankelijk is van een fysieke afstammeling uit Israël. Alleen “de kinderen van de belofte” worden als nageslacht van de belofte gerekend.

Gods heilsplan

Alle beloften die God de mens heeft gedaan zullen uitkomen, ook als wij ons niet aan ons deel houden. Dit heeft niets te maken met onze inspanning maar met het grootse plan wat God heeft om de mens te kunnen redden. Er is namelijk een Nageslacht wie deze beloften heeft geërfd en zich ook heeft gehouden aan de verbonden. Hij, onze Heer Jezus Christus, is de vervulling in wie deze beloften werkelijkheid zijn geworden. Door Hem kunnen wij, Jood én heiden, door het geloof kinderen worden van God en deel worden van Gods geestelijke Israël, die op een dag alle beloften zullen erven!

Rom. 9:9-16

📖 Lees de volgende verzen

Romeinen 9:9-16

3) In vers 11 valt de theologisch omstreden term ‘verkiezing’ (ook wel de uitverkiezing genoemd), welke reden noemt Paulus dat God Isaak en Jacob heeft uitverkozen, en niet Ismaël of Ezau?




  • Hoe verhoudt Gods soevereiniteit in de uitverkiezing zich tot onze verantwoordelijkheid en vrije wil?
  • Hoe beïnvloedt het besef dat Gods genade een gift is en niet afhangt van wat wij doen jouw dagelijks leven en geloof?
  • Kun je een moment delen waarop je duidelijk Gods leiding en genade zag, zonder dat het van jouw inspanning afhing? Hoe heeft dat je geloof versterkt?
Toon antwoord/commentaar

Context

Paulus legt in Rom. 9:6-9 uit dat niet alle nakomelingen uit Israël automatisch erfgenaam zijn van Gods beloften aan Abraham. Vervolgens gaat hij in vers 10-18 met Bijbelse voorbeelden van Isaak/Ismaël en Jacob/Ezau uitleggen wie er wel en niet door God tot het nageslacht van Abraham wordt gerekend. Paulus probeert met deze voorbeelden zijn punt te bewijzen dat de belofte nog steeds geldt op een deel van Israël terwijl Israël over het algemeen in ongeloof is gebleven. God belofte heeft dus niet gefaald door Israëls ongeloof.

Gods genade heeft niks te maken met onze inspanning

In vers 11-12 schrijft Paulus dat God al voordat Jacob en Ezau geboren waren bepaald door wie van hen het nageslacht zou worden doorgegeven. Hiermee beargumenteert Paulus dat het dus niets met de werken van Jacob of Ezau te maken heeft gehad. Het is God die dit zo heeft bepaald en heeft uitgewerkt. Met de voorbeelden van Jacob/Ezau (Mal. 1:2) en Mozes (Ex. 33:19) concludeert Paulus in vers 16 dat mensen de ontferming en genade van God op geen enkele manier kunnen verdienen. God kiest wie Hij ontferming en genade geeft en dit heeft niets te maken met menselijke inspanning.

De uitverkiezing

De uitverkiezing is een omstreden onderwerp binnen de theologie. Dit heeft mede te maken met deze verzen uit Romeinen 9. Sommigen concluderen dat God uiteindelijk bepaalt wie er wel en niet gelovig wordt en dus wie er naar de hemel of hel is voorbestemd. Als God iemand roept zal diegene zeker tot het geloof komen, als iemand niet wordt geroepen kan diegene onmogelijk gelovig worden. Deze vorm van de uitverkiezing wordt ook wel dubbele predestinatie genoemd: God bestemt mensen nog voordat de wereld gemaakt is naar de hemel en de hel. Deze vorm is een van de pilaren van het calvinisme, wat over het algemeen meer wordt aangehangen bij de wat strengere denominaties zoals gereformeerde kerken.

Rom. 9:14-18

📖 Lees de volgende verzen

Romeinen 9:14-18

4) Welke redenen geeft Paulus over dat God niet onrechtvaardig is als Hij sommigen ‘verkiest’ en anderen ‘verhardt’?




  • Paulus verwijst naar de verharding van de farao’s hart. Hoe kunnen we dit begrijpen in het licht van Gods rechtvaardigheid en barmhartigheid?
  • Hoe verandert het besef dat God alles bestuurt, ook in barmhartigheid en verharding, jouw kijk op tegenslagen en onrecht in je leven?
  • Kun je een situatie delen waarin je moeite had met het begrijpen of accepteren van Gods soevereine beslissingen? Hoe heeft dit je geloof en relatie met God beïnvloed?
Toon antwoord/commentaar

Context

Omdat het heel makkelijk is om verstrikt te raken in een theologische discussie over de uitverkiezing, is het enorm belangrijk om niet de context van Paulus beredenering te vergeten. Paulus is nog steeds bezig met het verschil uit te leggen tussen etnisch Israël (wat grotendeels ongelovig is) en het geestelijke Israël (wat door het geloof werkelijk Gods kinderen zijn). De beloften van God zijn nog steeds actief op een deel van Israël wat door God is uitgekozen, geroepen en gevormd.

God kiest eerlijk en met een doel

In vers 16 herhaalt Paulus dat wie er erfgenaam van de beloften wordt niet afhankelijk is van wat mensen goed of fout doen maar van aan over wie God Zich ontfermt en kiest genade te geven. Gelukkig maar, want als het aan onze eigen goede en slechte daden had gelegen hadden wij nooit rechtvaardigheid kunnen verdienen. Alleen perfectie verdient rechtvaardigheid. In vers 17 zegt Paulus dat de verharding van de farao een bijzonder doel had. Door die verharding kon God nog meer zijn Goddelijke macht en kracht bewijzen, aan de farao en aan alle volken uit die tijd die zeer bevreesd werden toen ze hoorden wat God in Egypte gedaan had.

De HSV/SVV zeggen dat God de farao voor dit doel “verwekt” heeft. Dit lijkt op zichzelf te zeggen dat God de farao geboren heeft laten worden met het doel koppig te zijn. Dit is niet het geval. Vers 17 is een quote van Exodus 9:16 waar staat:

Exodus 9:16 (HSV)
16 Maar juist hierom heb Ik u laten bestaan, om Mijn kracht aan u te tonen, zodat Mijn Naam bekendgemaakt zal worden op heel de aarde.

Exodus 9:16 (NBV21)
16Maar Ik heb je alleen in leven gelaten om jou mijn macht te tonen en om mijn naam op heel de aarde bekend te maken.

Het lijkt er veel meer op dat God de farao juist extra kracht heeft gegeven om zijn koppigheid vol te houden terwijl hij zelf waarschijnlijk al veel eerder opgegeven zou hebben. God maakt de farao dus niet met dit doel, Hij gebruikt de farao omwille van Zijn heilsplan. In vers 22 versterkt Paulus deze gedachte dat God soms slechte dingen toestaat en zelfs door laat gaan zodat Gods macht en toorn nog meer bekendheid krijgen.

Romeinen 9:22 (HSV)
22 En is het niet zo dat God, omdat Hij Zijn toorn wilde bewijzen en Zijn macht bekendmaken, met veel geduld de voorwerpen van Zijn toorn, voor het verderf gereedgemaakt, verdragen heeft?

Rom. 9:13-23

📖 Lees de volgende verzen

Romeinen 9:13-23

Toelichting: Paulus anticipeert in vers 19 wederom onze gedachten: hoe kunnen wij ooit eerlijk beoordeeld/veroordeeld worden op de dag van het oordeel als God degene is die mensen verkiest of juist verhard?

5) Wat zegt Paulus over het idee dat het niet eerlijk is als God mensen veroordeelt terwijl Hij hen in een bepaalde positie heeft gebracht, net zoals de farao, en waarom is dit eigenlijk een misvatting over de uitverkiezing?




  • Paulus vergelijkt God met een pottenbakker en de mens met klei. Hoe helpt deze metafoor ons om Gods soevereiniteit en onze positie als schepselen te begrijpen?
  • Heb jij in je leven ervaren dat God jou heeft ‘gevormd’ voor een bepaald doel in Zijn plan?
  • Kun je een moment in je leven beschrijven waarin je moeite had met het accepteren van Gods plan of beslissing? Vertrouw je er op dat God het beste met je voorheeft?
Toon antwoord/commentaar

Context

Wederom moeten we oppassen om Paulus’ voorbeelden en gelijkenissen uit de context te halen. Paulus is nog steeds bezig met de uitleg wie en hoe God heeft uitverkozen om tot Israëls nageslacht te worden gerekend. Nergens heeft hij de conclusie getrokken dat deze uitverkiezing een universele regel is die gaat over individuele voorverkiezing tot de hemel of de hel.

God is soeverein en rechtvaardig

Paulus weerlegt de gedachte dat God oneerlijk is vanwege uitverkiezing en verharding met vier argumenten:

  • Vers 20: God is de Schepper en heeft het recht te bepalen wat Hij doet met Zijn schepping.
  • Vers 21: God is soeverein en bepaalt Zelf wie welke rol vervult in Zijn plan.
  • Vers 22: God is geduldig en verdraagt het kwaad met veel geduld om Zijn plan te volbrengen.
  • Vers 23: Uitverkiezing en verharding dienen een groter doel: het tonen van Gods majesteit, genade en heerlijkheid.

De vergelijking van de maker en de pottenbakker is geen theologisch argument wat laat zien dat God sommigen schept om gered te worden of niet. Ook zegt Paulus niet dat God voorwerpen schept voor de ondergang of genade. Hij schrijft dat de bestemming van voorwerpen van zijn toorn de ondergang zal zijn. Met andere woorden, slechte mensen die God gebruik in Zijn plan zullen uiteindelijk hun ondergang vinden. De pottenbakker en voorwerpen illustreren alleen maar Paulus’ punt dat, wát God ook doet, wij geen enkele rechtsgeldige grond hebben om hier over te mogen oordelen. Als Paulus dat duidelijk heeft gemaakt legt hij vervolgens uit dat God wel degelijk eerlijk handelt. Sterker nog, Hij ‘verdraagt’ slechte mensen met veel geduld, zoals bij de farao, die eigenlijk al veel eerder door God gestraft had kunnen worden. De farao was zo’n voorwerp wat God gebruikte om Zijn toorn (de plagen) uit te storten en stelde het oordeel van de farao daarvoor uit.

In Romeinen 9 staat nergens een universele regel dat God mensen maakt en voorbestemt tot hemel of hel, zonder dat ze er iets aan kunnen doen. Het laat wel zien dat God sommige mensen en volken uitkiest, gebruikt en zelfs vormt voor specifieke rollen in Zijn heilsplan. Hij koos bijvoorbeeld Abraham, Isaak en Jakob en ook de farao om Israël te vormen en Zijn Naam uit te dragen, en via Israël bracht Hij genade aan de hele wereld door Jezus Christus. Zonder Gods ingrijpen, genade en trouw aan Zijn beloften zou het reddingsplan nooit voltooid zijn, en zouden wij niet kunnen delen in de beloften van Israël. Dit zullen we later in Romeinen 11 nog eens bevestigd krijgen.

1 Timotheüs 2:3–4 (HSV)
God, onze Zaligmaker, Die wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen.

Romeinen 11:7, 10–12 (HSV)
7 Wat dan? Wat Israël zoekt, dat heeft het niet verkregen, maar het uitverkoren deel heeft het verkregen en de anderen zijn verhard, … 10 Laat hun ogen verduisterd worden, zodat zij niet zien en maak hun rug voor altijd krom. 11 Ik zeg dan: Zijn zij soms gestruikeld met de bedoeling dat zij vallen zouden? Volstrekt niet! Door val echter is de zaligheid tot de heidenen gekomen om hen tot jaloersheid te verwekken. 12 Als dan hun val voor de wereld rijkdom betekent en hun verlies rijkdom voor de heidenen, hoeveel te meer hun volheid!

Samenvatting

In Romeinen 9:1-23 uit Paulus zijn diepe verdriet over het ongeloof van zijn mede-Israëlieten, ondanks hun unieke positie en de vele zegeningen die zij van God hebben ontvangen. Hij benadrukt dat niet alle fysieke nakomelingen van Israël automatisch deel uitmaken van het ware volk van God; het zijn de kinderen van de belofte die als nageslacht worden beschouwd. Paulus illustreert dit met de voorbeelden van Isaak en Ismaël, en Jacob en Ezau, waarbij hij aantoont dat Gods keuze niet gebaseerd is op menselijke inspanning of afkomst, maar op Zijn eigen soevereine wil. Hij benadrukt dat God barmhartigheid schenkt aan wie Hij wil en harten verhardt naar Zijn eigen besluit, wat de nadruk legt op Zijn soevereiniteit en rechtvaardigheid. Paulus anticipeert op mogelijke bezwaren tegen deze leer en benadrukt dat als Schepper God het recht heeft om te handelen naar Zijn wil, waarbij Hij zowel “voorwerpen van toorn” als “voorwerpen van barmhartigheid” gebruikt om Zijn macht en genade te openbaren. Het is belangrijk op te merken dat Paulus in dit gedeelte niet spreekt over een universele uitverkiezing met betrekking tot individuele bestemming tot hemel of hel, maar zich richt op de rol van Israël in Gods heilsplan. Zijn betoog benadrukt hoe God soeverein bepaalde personen en volken kiest om specifieke rollen te vervullen binnen Zijn plan voor de verlossing van de mensheid.