In de vorige studie hebben we gezien hoe Paulus ons in Romeinen 5:12-21 een kijkje achter de schermen gaf van de manier waarop de zonde van Adam en genade van Christus invloed op ons hebben. We zagen dat er aan de ene kant overeenkomsten zijn. Paulus noemt Adam zelfs een voorbeeld van Hem (Jezus) Die komen zou. Naast de overeenkomsten die zichtbaar worden in de collectieve identiteit (we delen mee in wat Adam en Christus gedaan hebben), zagen we ook duidelijk verschillen. Wat Jezus voor ons gedaan heeft, overtreft in alle toonaarden datgene wat Adam teweeg heeft gebracht. God heeft de zonde tegen zichzelf gekeerd door het verlossende werk van Christus volgens hetzelfde principe en dezelfde werking van de zondeval te bewerkstelligen. Dit gaf ruim baan voor een overvloed van genade die wij mogen ontvangen, keer op keer.
Het laatste gedeelte van Romeinen 5 bereidt ons voor op een nieuw thema namelijk: heiliging. Paulus behandeld dit thema uitvoerig tot aan Rom.8:17. Daarna gaat hij over op het thema: verheerlijking. Als we de eerste verzen van hoofdstuk 6 lezen dan lijkt het er sterk op dat er even wat duidelijkheid gegeven moet worden wat betreft de overvloedige genade uit hoofdstuk 5. Voor Paulus is dit de brug naar de heiligmaking. Om tot de climax van dit thema te komen in hoofdstuk 8 gaat Paulus ons in de hoofdstukken 6 en 7 onderwijzen in de diepe waarheid achter de heiliging. Dit doet hij door te beginnen met uit te leggen wie wij zijn in Christus.
Downloads:
Vraag 1
📖 Lees de volgende verzen
Romeinen 6:1-23
In het laatste gedeelte van Hoofdstuk 5 heeft Paulus ons gewezen op de overvloedige genade die we ontvangen door Jezus Christus. In Rom.5:20 zegt hij: ‘waar de zonde is toegenomen, daar is de genade meer dan overvloedig geweest’.
1) Met welke achterliggende reden stelt Paulus de vraag in Rom.6:1?
Toon antwoord/commentaar
Aangezien Paulus zojuist nog heeft gesproken over de overvloedige genade die ontstaat door het toenemen van de zonde, moet er even wat rechtgezet worden. Paulus vreest dat sommige gelovigen denken dat, nu ze gerechtvaardigd zijn, het er niet meer zo op aankomt hoe je leeft. Daarnaast waren er destijds aanhangers van de vroege gnostiek die een dergelijke leer verkondigden. Wat Paulus ons hier zegt is dat heiliging een vanzelfsprekend gevolg van de rechtvaardiging zou moeten zijn.
Rom. 6:2-11
In de verzen 2-11 gaat Paulus uitleggen waarom wij niet in de zonde kunnen blijven. Hij legt uit wat het betekent dat wij (1) aan de zonde gestorven zijn (2) met Christus begraven zijn (3) met Christus gedoopt zijn in Zijn dood (4) Met Christus zijn opgestaan in een nieuw leven en (5) dat de dood niet meer over ons heerst.
2) Over welke doop heeft Paulus het in de verzen 3-4?
📖 Lees de volgende verzen
1 Korintiërs 12:13
Handelingen 10:44-48
Galaten 3:27
Toon het antwoord/commentaar
Paulus heeft het hier over een geestelijke realiteit. Sommigen zijn van mening dat hij hier verwijst naar de waterdoop, maar het probleem daarmee is dat het zou suggereren dat de fysieke waterdoop ons redt. Het Nieuwe Testament ontkent echter consequent de wedergeboorte door de waterdoop. De geestelijke realiteit waar Paulus over sprak is dat gelovigen door geloof “gedoopt (geplaatst) worden in Christus” en daardoor verenigd en geïdentificeerd worden met Hem. Deze geestelijke realiteit wordt vervolgens uitgebeeld door de doop van gelovigen in water. In die zin wijst onze tekst toch indirect naar de waterdoop. De doop met water is het zichtbare beeld van de reeds volbrachte geestelijke waarheid van de doop door de Heilige Geest.
3) Waarom is het zo belangrijk dat wij delen in de dood én de opstanding van Christus (vers 5-11)?
Toon antwoord/commentaar
Het delen in zowel de dood alsook de opstanding van Christus is als het ware de brug tussen rechtvaardiging en heiliging. In vers 5 lezen we dat we ‘samengegroeid’ zijn met Jezus (HSV), gelijkgemaakt met Hem in Zijn dood. Op eenzelfde manier zullen we gelijkgemaakt worden aan Hem in Zijn opstanding. Hierin zien we wederom het belang van de eenheid die we met Christus hebben, die collectieve identiteit die we in Hem hebben waarvan we ook hoofdstuk 5 gelezen hebben.
De oude mens – ons oude bestaan – moest met Hem sterven, gekruisigd worden, zodat er afgerekend kon worden met het ‘ik’ dat opstandig was tegen God, ongehoorzaam aan Gods wet, blind voor Gods glorie, en ongelovig ten opzichte van Zijn beloften. We zijn met Christus gestorven zodat (vers 5) wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen.
Christus werd opgewekt. We zien daarin dat de dood geen macht over Hem heeft (vers 9). Aangezien wij met Hem opgewekt zijn zullen wij wandelen in een nieuw eeuwig leven (vers 11). Conclusie: We moesten sterven met Christus om niet meer dienstbaar het hoeven zijn aan de zonde. We moesten opstaan met Christus om te kunnen gaan leven voor God om zo dienstbaar te worden aan Hem (vers 11).
4) Wat betekent het dat wij aan de zonde gestorven zijn (dood voor de zonde)? (vers 6-11)
- Let in het bijzonder op vers 7. Welk aspect van de zonde gaat het hierom?
- Let daarna op de verzen 10-11. Welk aspect van de zonde gaat het hierom?
Toon antwoord/commentaar
Vers 7 vertelt ons: ’Wie gestorven is, is rechtens vrij zijn van de zonde’ (HSV). De positie van de gelovige die met Christus medegekruisigd is, illustreert Paulus met een Joodse rechtsregel: ‘Want de gestorvene is gerechtvaardigd van de zonde.’ Deze regel houdt in, dat een gestorvene niet meer ter verantwoording kan worden geroepen voor de zonden die hij begaan heeft of persoonlijk aansprakelijk gesteld voor schulden die hij heeft gemaakt. In die zin zorgt de dood van de ‘oude mens’ (vs.6) voor vrijspraak en kwijtschelding. In vers 7 gaat het dus om de straf op de zonde.
In de verzen 10-11 worden we opgeroepen het ‘ervoor te houden’ dat we dood zijn voor de zonde. Het teniet doen van ‘onze oude mens’ (vers 6) betekent dat het vroegere werkterrein van de zonde, het gebied waarover zij heerste, namelijk onze oude mens, in Christus zijn macht en zeggenschap heeft verloren. Zodoende zou de zonde geen greep meer mogen hebben op de gelovige die een nieuw leven heeft ontvangen. In de verzen 10-11 gaat het dus om de macht van de zonde.
✳️ Reflectie
- Hoe kunnen de verzen 15-17 ons helpen als er sprake is over twijfel in onze levens over de reikwijdte van Gods genade?
4.1) Op wat voor momenten merk jij dat je aan de zonde gestorven bent? (vers 2).
4.2) Wat kan jou helpen op de momenten in je leven waarop je niet ervaart dat je aan de zonde gestorven bent?
Toon antwoord/commentaar
Onze positie in Christus is wat anders dan wat wij ervaren. Het is de positie die telt, niet onze ervaring. Omdat we gestorven zijn aan de zonde heeft die zonde geen invloed meer op onze bestemming. Door hetgeen wat je ervaart, zie je jezelf wellicht nog vaak als zondaar. Echter, door de genadegave van Christus ben je wettelijk gezien gerechtvaardigd. Dat staat los van dat wij ervaren.
Wie echter geen levensverandering ziet ten opzichte van zijn oude leven kan met het oog op Romeinen 6 kan zich afvragen vanuit welke bron hij die levensverandering verwacht. Wanneer we niet hebben begrepen en geloven dat het Christus is die ons door de Heilige Geest innerlijk veranderd naar Zijn beeld, dan kan dat betekenen dat we veelal vanuit onze eigen kracht onze heiliging aan het bewerkstelligen zijn, iets wat onmogelijk is omdat wij daar vanuit onszelf niet toe in staat zijn. Heiliging is in de eerste instantie een geloofskwestie. Daarom zegt Paulus in vers 11: ‘Zo dient ook u uzelf te rekenen als dood voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus, onze Heere’. Dit is hét grondbeginsel van een heilig leven.
Rom. 6:12-14
Paulus trekt nu zijn conclusie uit wat hij tot dusver heeft gezegd in hoofdstuk 6. Hij laat ons zien wat het praktisch betekent dat we niet meer moeten blijven zondigen.
5) Als wij dood zijn voor de zonde, hoe kan het dan dat wij nog begeerten hebben waarvan Paulus zegt dat we daaraan niet moeten toegeven?
Wat heeft ‘ons sterfelijke bestaan’ hier mee te maken waarover Paulus schrijft in vers 12? Kijk hierbij ook nog naar vers 6.
📖 Lees de volgende verzen
Galaten 5:17
Toon antwoord/commentaar
Paulus laat ons nu nog duidelijker zien dat het hier om een geloofskwestie gaat. Dat ons oude bestaan – onze oude mens – met Christus is gestorven, is nu nog slechts een geestelijke waarheid. De realiteit waarin we nu leven is dat we nog moeten dealen met ons aardse bestaan. Paulus zegt niet dat de zonde niet meer kan heersen over ons aardse bestaan. De zonde is wel degelijk in staat om in onze sterfelijke lichamen te heersen. Het niet toegeven aan de begeerten zal dus enkel door geloof bewerkstelligt kunnen worden. Welk geloof? Het geloof in dat wij dood zijn voor de zonde, dat dwars tegen de realiteit van ons aardse lichaam met haar begeerten ingaat (Gal.5:17). Het is het spanningsveld waar de volgeling van Jezus in leeft.
6) Wat kan jij doen om jezelf meer en meer in dienst te stellen van God als werktuig van de gerechtigheid? (vers 13)
7) Stelling: Wat Paulus zegt in vers 14 is tegenstrijdig. Als ik niet onder de wet sta gaat het er toch juist niet om wat ik wel of niet mag?
Rom. 6:15-23
Paulus is nog niet klaar met zijn betoog. De stelling hierboven is niet voor niets opgenomen in deze Bijbelstudie. Paulus wist hoe hardnekkig deze gedachtegang kan zijn. Daarom stelt hij in vers 15 nog eenmaal dezelfde vraag als in vers 1, maar nu vanuit het thema dienstbaarheid. Hij zal aan de hand daarvan nogmaals uitleggen waarom wij volstrekt niet vrijuit mogen blijven zondigen.
8) Waarom is het zo belangrijk dat wij niet meer dienstbaar zijn aan de zonde?
📖 Lees de volgende verzen
Mattheüs 6:24
2 Korintiërs 3:6
Toon antwoord/commentaar
Juist omdat wij niet meer onder de wet staan zouden we niet meer in de zonde moeten blijven. Het de is de wet – zoals we eerder gelezen hebben – die de zonde doet toenemen. Het vrij zijn van de wet betekent dus niet dat dat nu alles mag en kan maar dat we losgemaakt zijn van datgene waarvoor de wet dient. We zijn nu onder de genade en door die genade geschikt gemaakt om het nieuwe verbond te dienen (2 Kor.3:6). Nu wij die vrijheid verkregen hebben past het ons niet meer om nog ‘een andere heer’ te dienen (Mat.6:24).
9) Wat vind je ervan dat Paulus zegt dat wanneer je vrijgemaakt bent van de zonde, je dienstbaar gemaakt bent aan de gerechtigheid? Wat doet dit met jouw beeld van christelijke vrijheid?
9.1) Wat is volgens jou de relatie tussen christelijke vrijheid en heiliging?
📖 Lees de volgende verzen
Galaten 5:13
Samenvatting
Paulus heeft ons uitgelegd waarom we niet meer in de zonde zouden moeten blijven. Hij heeft dit uitgelegd door ons te laten zien dat we delen in de dood en opstanding van Jezus. We hebben gezien waarom het zo moest zijn dat we daaraan deel hebben. We hebbe n nog te dealen met ons aardse bestaan met haar zondige begeerten omdat onze oude mens die gestorven is met Christus nu slechts een geestelijke realiteit is. We mogen geloven dat we dood zijn voor de zonde, sterker nog het moet voor ons vaststaan. Hierdoor kunnen we door geloof dienstbaar worden aan de gerechtigheid. Paulus zal in hoofdstuk 7 verder gaan over het thema heiliging en dan in het bijzonder in relatie tot de wet.
Recente reacties