Disclaimer: Deze Bijbelstudie is gemaakt door leden van onze gemeente maar kunnen interpretaties of meningen bevatten die niet per se door iedereen gedragen worden binnen onze Gemeente.

1 Korintiërs 3 (Gelovigen, groei en beloning)

Introductie

Het boek 1 Korintiërs is geschreven in ongeveer 55 na Christus. De apostel Paulus stichtte de kerk in Korinthe. Een aantal jaar na Paulus weg was, hoorde de verontrustende berichten over de kerk in Korinthe. Zij was een trotse kerk geworden waar seksueel immoreel gedrag werd gedoogd. Geestelijke gaven werden misbruikt en misverstanden over de belangrijkste christelijke doctrines hadden vrij spel. In een poging de kerk van Korinthe te herstellen tot haar fundament: Jezus Christus, schreef de apostel Paulus zijn eerste brief aan de Korinthiërs

De kerk werd geplaagd door verdeeldheid. De gelovigen waren zich aan het verdelen in verschillende groepen die loyaal waren aan bepaalde geestelijke leiders (1 Korintiërs 1:12; 3:1-6). Paulus spoorde de Korinthische gelovigen aan om verenigd te zijn in Christus en in toewijding aan Christus.

Veel van de problemen en vragen van de Korinthische kerk toen, zijn nog steeds aanwezig in de kerk van vandaag. Kerken worstelen ook nu nog steeds met verdeeldheid, met immoraliteit en met het gebruik van geestelijke gaven. Het boek 1 Korintiërs zou ook nu een actuele brief aan de kerk van vandaag kunnen zijn en we doen er goed aan om de waarschuwingen van Paulusin acht te nemen en op onszelf toe te passen. Ondanks alle terechtwijzingen, brengt 1 Korintiërs onze focus terug naar waar het zou moeten zijn: op Christus. Echte christelijke liefde is het antwoord op veel problemen.

Lees 1 Korintiërs 3

Vragen

1. Waarom verwijst Paulus naar de Korintiërs als vleselijk en als kinderen in Christus? (Lees ook Efeziërs 4:11-14)

2. Wat bedoelt hij als hij zegt dat hij ze melk gaf en geen vast voedsel? (Lees ook Hebreeën 5:12-14)

3. Wat leert vers 5-11 ons over het werk van dienaren en van God? (Lees ook Efeziërs 2:8-9)

4. Wat leert vers 12-15 ons

a. Over de werken die worden verricht door predikanten en door gelovigen?

b. Over beloningen? (Lees ook Efeziërs 6:8; 2 Kor 5:10; Openbaring 22:12)

c. Over onze redding? (Lees ook Romeinen 8:1; Hebreeën 10:35-39)

5. a. Hoe vergelijkt Paulus gelovigen met tempels (verzen 16-17)? (Lees ook 1 Korintiërs 6:19)

b. Welke waarschuwing staat in deze verzen? (Vergelijk met Mattheüs 18:6-7)

6. Hoe vergelijkt Paulus wijsheid en dwaasheid en wat adviseert hij (vers 18-23)?

7. Wat kunnen we doen om onszelf te helpen volwassen te worden als christenen?

Antwoorden

1. Waarom verwijst Paulus naar de Korintiërs als vleselijk en als kinderen in Christus? (Lees ook Efeziërs 4:11-14)

Efeze 4:11 En Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, anderen als profeten, weer anderen als evangelisten en nog weer anderen als herders en leraars,

12. om de heiligen toe te rusten, tot het werk van dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus,

13. totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man, tot de maat van de grootte van de volheid van Christus,

14. opdat wij geen jonge kinderen meer zouden zijn, heen en weer geslingerd door de golven en meegesleurd door elke wind van leer, door het bedrog van de mensen om op listige wijze tot dwaling te verleiden,

Jonge kinderen (jonge en/of onvolwassen christenen) zijn gemakkelijk te beïnvloeden door de leer die ze krijgen en kunnen, net zoals kleine bootjes, heen en weer geslingerd worden door de golven, heen en weer geslingerd worden door verschillende leringen. (inclusief die door de wereld).

De problemen waarmee de Korinthische christenen werden geconfronteerd, waren niet alleen de invloeden van de wereld, maar ook het feit dat ze niet volwassen waren geworden als christenen. Ze waren gered door het geloof, maar hadden zich niet geestelijk ontwikkeld. Ze hadden de Heilige Geest in zich, maar lieten zich meer beheersen door de zondige menselijke natuur i.p.v. de door God gegeven Heilige Geest.

Paulus zelf worstelde hier ook mee en sprak over de strijd die hij had tussen het vlees en de geest in onze laatste studie (Romeinen 7). Als we de rest van 1 Korintiërs lezen, kunnen we zien in hoeverre de Korintiërs toegaven aan de verleidingen van het vlees en niet naar de Geest luisterden.

2. Wat bedoelt hij als hij zegt dat hij ze melk gaf en geen vast voedsel? (Lees ook Hebreeën 5:12-14)

Hebreeën 5:12 Want hoewel u, gelet op de tijd, leraars zou moeten zijn, hebt u weer iemand nodig die u onderwijst in de grondbeginselen van de woorden van God. U bent geworden als mensen die melk nodig hebben en niet vast voedsel.

13. Ieder immers die van melk leeft, is onervaren in het woord van de gerechtigheid, want hij is een kind.

14. Maar voor de volwassenen is er het vaste voedsel, voor hen die hun zintuigen door het gebruik ervan geoefend hebben om te kunnen onderscheiden tussen goed en kwaad.

De Korinthiërs waren niet de enige groep christenen die zich niet tot volwassenheid had ontwikkeld. We lezen in de brief aan de Hebreeën dat sommigen van hen zich ook voeden met geestelijke melk en niet met vast voedsel.

Melk is geen verwijzing naar een bepaalde leer, maar beschrijft de simpele waarheden van het geloof. De christenen die geestelijke melk dronken, konden de diepere kenmerken van de leerstellingen van de Schrift niet onderscheiden of begrijpen. De schrijver van de Korinthiërs en de Hebreeën was teleurgesteld in de christelijke ontwikkeling van zijn lezers. Beide groepen waren niet gegroeid, maar waren nog kleine kinderen/baby’s in het geloof. De schrijvers verlangden ernaar dat de lezers zouden groeien in hun kennis van de waarheid (in hun kennis van het Woord) en dat ze zouden ontwikkelen in het zicht laten heersen door de Heilige Geest in hun leven.

3. Wat leren de verzen 5-11 ons over het werk van dienaren en van God? (Lees ook Efeziërs 2:8-9)

Efeze 2:8 Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God;

9. niet uit werken, opdat niemand zou roemen.

Paulus legt het fundament (hij verkondigt Christus Jezus als Redder en Heer), Apollos geeft water aan wat al geplant is, maar God laat de gelovige groeien (door Zijn Heilige Geest in de gelovige)

Paulus legt uit dat hij en Apollos dienaren zijn, medewerkers, die samenwerken voor hetzelfde doel, zoals God hen heeft opgedragen. Zij zullen een beloning ontvangen voor hun werk, zoals iedereen die werkt voor de Heer en het Koninkrijk van God.

Het is God die de christen doet groeien, zonder Hem zou er geen groei zijn. Zonder Hem zou er geen redding zijn, het is Zijn genade, Zijn grote liefde voor ons waardoor we gered zijn. We hebben niets gedaan, geen werk, om redding te verdienen, het wordt ons gratis aangeboden als een geschenk.

4. Wat leren de verzen 12-15 ons

a. Over de werken die worden verricht door predikanten en door gelovigen?

“Als iemand bouwt…” verwijst in de eerste plaats naar evangelisten, maar daarna naar alle gelovigen die worden geroepen om de kerk op te bouwen door trouwe bediening. De hoogwaardige materialen van “goud, zilver en edelstenen” vertegenwoordigen toegewijde spirituele dienst om de kerk te bouwen. De minder edele materialen van “hout, hooi en stro” vertegenwoordigen activiteiten die niet geestelijke de kerk opbouwen.

b. Over beloningen? (Lees ook Efeziërs 6:8; 2 Kor 5:10; Openbaring 22:12)

Efeze 6:8 U weet immers dat wat ieder aan goeds gedaan heeft, hij dat van de Heere terug zal krijgen, hetzij slaaf, hetzij vrije.

2 Korinthe 5:10 Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.

Openbaring 22:12 En zie, Ik kom spoedig en Mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn.

“De dag” verwijst naar de tijd van de rechterstoel van Christus. De werken van de christen zullen worden getest. Wie heeft gewerkt met hoogwaardige materialen zullen daarvoor worden beloond. Het werk gebaseerd op minder edele materialen, met andere woorden de activiteiten die geen externe waarde hebben, zullen waardeloos zijn gebleken en tijdverspilling zijn geweest. Er zal geen beloning zijn voor deze “werken”.

c. Over onze redding? (Lees ook Romeinen 8:1; Hebreeën 10:35-39)

Romeinen 8:1 Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.

Hebreeën 10:35 Werp dan uw vrijmoedigheid niet weg, die een grote beloning met zich meebrengt.

36. Want u hebt volharding nodig, opdat u, na het volbrengen van de wil van God, de vervulling van de belofte zult verkrijgen.

37. Want: Nog een heel korte tijd en Hij Die komt, zal komen en niet uitblijven.

38. Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven, en als iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen.

39. Wij zijn echter geen mensen die zich onttrekken en daardoor naar het verderf gaan, maar mensen die geloven, tot behoud van hun ziel.

De gelovigen van wie de werken zijn getest en waardeloos blijken te zijn, zijn nog steeds geredde christenen, maar ontvangen geen beloning. Vers 15 is duidelijk: het maakt niet uit hoeveel van hun werken waardeloos zijn, de gelovige kan zijn redding niet verspelen.

5. a. Hoe vergelijkt Paulus gelovigen met tempels (verzen 16-17)? (Lees ook 1 Korintiërs 6:19)

1 Korinthe 6:19 Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent?

De verzen 16 en 17 verwijzen naar een tempel van God. Er zijn hier twee parallellen: de tempel van de Heilige Geest, oftewel het lichaam van de gelovige, en de tempel van God, de kerk. God is in elke gelovige in de vorm van de Heilige Geest. God is ook aanwezig in de kerk wanneer de kerk samenkomt.

b. Welke waarschuwing staat in deze verzen? (Vergelijk met Mattheüs 18:6-7)

Mattheüs 18:6 Maar wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, doet struikelen, het zou beter voor hem geweest zijn dat een molensteen aan zijn hals gehangen was en hij in de diepte van de zee gezonken was.

7. Wee de wereld vanwege al haar struikelblokken, want het is noodzakelijk dat er struikelblokken komen; maar wee die mens door wie zo’n struikelblok er komt!

De verzen 16 & 17 bevatten een waarschuwing. Deze waarschuwing is vergelijkbaar met de waarschuwing die Jezus gaf in Mattheüs 18:6-7, toen Hij een waarschuwing predikte tegen degenen die (in dit geval kleine kinderen) gelovigen zouden doen vallen. God beloofde zo iemand te vernietigen!

6. Hoe vergelijkt Paulus wijsheid en dwaasheid en wat adviseert hij (vers 18-23)?

1 Korinthe 1:18 Want het woord van het kruis is voor hen die verloren gaan wel dwaasheid, maar voor ons die behouden worden, is het een kracht van God.

19. Want er staat geschreven: Ik zal de wijsheid van de wijzen verloren doen gaan en het verstand van de verstandige zal Ik tenietdoen.

20. Waar is de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze wereld? Heeft God niet de wijsheid van deze wereld dwaas gemaakt? 21. Want omdat, in de wijsheid van God, de wereld door haar wijsheid God niet heeft leren kennen, heeft het God behaagd door de dwaasheid van de prediking zalig te maken hen die geloven.

22. Immers, de Joden vragen om een teken en de Grieken zoeken wijsheid; 23. wij echter prediken Christus, de Gekruisigde, voor de Joden een struikelblok en voor de Grieken een dwaasheid.

24. Maar voor hen die geroepen zijn, zowel Joden als Grieken, prediken wij Christus, de kracht van God en de wijsheid van God. 25. Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen.

Paulus noemt wereldse wijsheid dwaasheid. In 1 Korintiërs 3:18-23 versterkt Paulus zijn punt dat hij in het eerdere hoofdstuk maakte, dat menselijke wijsheid niet kan redden. Het kan ook geen kerk bouwen of haar groei voorkomen.

Hij besluit door opnieuw te bevestigen dat het God is die Zijn kerk bouwt, wij zijn Zijn werkers, er is geen reden voor trots of opscheppen over mensen, leraren of predikanten. Alles is van God.

Wij zijn van Christus. Gelovigen horen bij Christus en dus bij elkaar. Dit zou een grote stimulans moeten zijn voor eenheid in de kerk.

7. Wat kunnen we doen om onszelf te helpen volwassen te worden als christenen?

Dit antwoord is persoonlijk. Elke gelovige bevindt zich in een ander stadium van zijn groei in het christelijke leven. We zullen niet volmaakt zijn totdat we volmaakt zijn gemaakt en niet langer leven in het gevallen lichaam waarin we nu leven.

Praktische dingen die een gelovige kan doen om te groeien zijn:

Geestelijk voedsel ‘eten’ door Gods Woord de Bijbel te bestuderen.

Door tijd te nemen voor gebed – een stille tijd met God hebben, om de gebieden van je leven open te stellen voor de Heilige Geest.

Om te toetsen hoe jij leeft aan wat er in Gods Woord staat.

Luisteren naar de Heilige Geest wanneer Hij je veroordeelt en bidden om Zijn hulp bij het overwinnen van de zondige natuur.

Samenvatting

Deze brief aan de Korinthische gelovigen kan een les voor ons allemaal zijn. Als we toestaan dat de activiteiten van de wereld en de verleidingen van de zondige natuur de overhand krijgen in ons leven, in plaats van de Heilige Geest een leidende rol te laten spelen, dan zullen we niet volwassen worden als christenen.

Wij zijn eigendom van Christus, Hij heeft Zijn zegel op ons gezet door ons Zijn Heilige Geest te geven. We weten dus dat we gered zijn, door het geloof. We kunnen nog steeds groeien en volwassen worden, als we ons door de Heilige Geest laten leiden. Degenen die volwassen worden en God dienen bij het bouwen van Zijn kerk, zullen worden beloond.