1 Samuel 17 (David & Goliath)
Introductie
Na het ontvangen van de tien geboden op de berg Sinaï kwamen de Israëlieten in opstand tegen God, maakten een gouden kalf en aanbaden het, maar ze vertrouwden er ook niet op dat God hun het land zou geven dat hij had beloofd. Twaalf spionnen hadden het Beloofde Land bezocht, twee spionnen (Jozua en Kaleb, zie Numeri 14:4-12) kwamen terug met veelbelovende rapporten, maar de andere tien meldden reuzen daar en de leiders van het volk waren bang. God strafte die generatie voor hun rebellie en de mensen zwierven 40 jaar door de woestijn.
Later, nadat Mozes stierf, zou Jozua (een van de oorspronkelijke spionnen) het volk het land binnenleiden, dat zij veroverden. Daarna volgde een periode van heerschappij door rechters tot ongeveer vijfhonderd jaar na het vertrek uit Egypte, toen het volk vroeg om geregeerd te worden door een koning zoals de volkeren van de landen om hen heen. God vertelde de profeet Samuël om Saul als de eerste koning te zalven. Het ging goed met Saul en Israël totdat hij God ongehoorzaam was, nadat God hem had gezegd de Amalekieten en hun vee volledig te vernietigen. Saul spaarde het leven van Agag, de koning van de Amalekieten, en liet zijn volk de beste schapen en runderen houden. Dit maakte God boos en God zei tegen Samuël dat hij David, een jonge herder, tot koning moest zalven (zie 1 Samuël 16). David nam niet onmiddellijk de plaats van Saul in, maar ging door als herder als jongste van acht broers in dienst van zijn vader en ook als dienaar van de koning, en speelde op verzoek muziek voor hem op zijn harp.
Lees als een groep 1 Samuel 17
Beantwoord de volgende vragen individueel. Vraag God om u te helpen de boodschap die Hij voor u heeft door Zijn Woord te begrijpen. Als je alle vragen hebt beantwoord, gaan we samen de antwoorden doornemen.
Vragen |
1. Beschrijf Goliath.
2. Lees Numeri 13:30 – 14:12. Vergelijk de situatie hier in 1 Samuël 17 verzen 1-11 met die in Numeri 13 en 14.
3. Wat is de reactie van David op de beledigen van Goliath (1 Samuël 17:23-26)
4. Wat zien we gebeuren in de verzen 28-30 en wat is de reactie van David?
5. Hoe overtuigt David Saul in de verzen 31-37 dat hij degene moet zijn die de reus moet gaan bevechten?
6. Hoe bereidde David zich voor op de strijd in de verzen 38-42 en wat was belangrijk bij zijn voorbereiding?
7. Wat lezen we in de verzen 1 Samuël 17:43-47 over het grotere geheel in deze situatie?
8. We lezen in de verzen 48 t/m 53 hoe de bekende geschiedenis wordt opgetekend. De Israëlieten plunderen voor zichzelf maar wat lezen we dat David deed met zijn plundering (lees ook 1 Samuël 21:9)
9. David wordt “een man naar Gods hart” genoemd (Handelingen 13:22). Waarom denk je dat hij deze titel heeft gekregen na het lezen van deze passage?
Antwoorden
1. Beschrijf Goliath.
Goliath was een reus, enorm, ongeveer 3 meter lang. Zijn maliënkolder (kogelvrije vesten) woog 56 kilogram. Hij was gekleed in een extra zwaar bronzen harnas. De kop van zijn speer woog bijna 7 kg. Hij was trots. Zelfverzekerd in zijn eigen kracht en zijn eigen ‘goden’.
2. Lees Numeri 13:30 – 14:12. Vergelijk de situatie hier in 1 Samuël 17 verzen 1-11 met die in Numeri 13 en 14.
Numeri 13:30-14:12
Nummer 13:30. Toen bracht Kaleb het volk tegenover Mozes tot bedaren, en zei: Laten wij vrijmoedig optrekken, wij zullen het land in bezit nemen, want wij zullen het zeker overmeesteren. 31. Maar de mannen die met hem opgetrokken waren, uitgewerkt: Wij kunnen tegen dat volk niet optrekken, want het is sterker dan wij. 32. En zij door dat zijn een kwaad uitgaan bij de Israëlieten over het land dat wij in hebben, en heel het midden daarvan gezien hebben, bestaat uit mannen van grote lengte. 33. Wij hebben er ook reuzen gezien, nakomelingen van Enak, afkomstig van de reuzen. Wij waren in onze eigen ogen als sprinhanen, en zo waren wij ook in hun ogen.
Numeri 14:1 Toen begon heel de gemeenschap luid te weeklagen en bleef het volk in die nacht luid jammeren. 2. Al de Israëlieten morden tegen Mozes en tegen Aäron. Heel de gemeenschap zei tegen hen: Waren wij maar in het land Egypte of in deze woestijn gestorven! Waren wij maar gestorven! 3. Waarom brengt de HEERE ons dan naar dit land, zodat wij door het zwaard vallen, en onze vrouwen en onze kleine kinderen tot prooi worden van de vijand? Zou het niet beter voor ons zijn naar Egypte terug te keren? 4. En zij tegen elkaar: Laten wij een hoofd aanstellen en naar Egypte kleurrijk! 5. Toen wierpen Mozes en Aäron zich met hun gezicht ter aarde, voor heel de verzamelde gemeenschap van de Israëlieten. 6. En Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, twee van hen die het land verkend hadden, scheurden hun kleren, 7. en ontwikkeld tegen heel de gemeenschap van de Israëlieten: Het land wij waar doorgetrokken zijn om het te verkennen, is een bijzonder goed land. 8. Als de HEERE ons genegen is, zal Hij ons in dat land brengen en zal Hij het ons geven, een land dat overvloeit van melk en honing. 9. Alleen, kom tegen de HEERE niet in opstand, en u, wees niet bevreesd voor de bevolking van het land, want zij zijn ons tot voedsel, hun schaduw is van hen geweken, en de HEERE is met ons. Wees niet bevreesd voor hen! 10. Toen zei heel de gemeenschap dat men hen met stenen moest stenigen. Maar de heerlijkheid van de HEERE verscheen in de tent van ontmoeting, voor al de Israëlieten.
11. En de HEERE zei tegen Mozes: Hoelang zal dit volk Mij nog verwerpen? En lang zullen zij niet in Mij geloven, ondanks al de tekenen die ik in het midden van hen gedaan heb? 12. Ik zal met de pest treffen en ik zal het verstoten, en ik zal u tot een groter en machtiger volk maken dan dit is.
In beide passages waren de mensen bang voor de reuzen. Maar het grotere plaatje was dat ze niet op God vertrouwden.
3. Wat is de reactie van David op de beledigen van Goliath (1 Samuël 17:23-26)
Het gaat hem niet zozeer om wie de beledigen hadden geuit, maar om het feit dat de Heer, de levende God van Israël, was getrotseerd.
David noemt Goliath een “onbesneden” Filistijn, dus NIET een van Gods uitverkoren volk. David voelt zich beledigd voor God dat Goliath op deze manier tegen Gods volk Israël praat. Hij ziet dat Goliath niet alleen de Israëlieten beledigt, maar ook de God van Israël.
4. Wat zien we gebeuren in de verzen 28-30 en wat is de reactie van David?
David wordt verkeerd begrepen, vals beschuldigd en bespot door zijn angstige en jaloerse broers. David geeft niet op. Eliab zijn oudste broer is duidelijk jaloers op zijn jongste broer en probeert hem te kleineren. David laat zich echter niet afschrikken en ziet de belangrijkste reden die iemand nodig heeft om op te staan en te vechten in de naam van de God van Israël.
5. Hoe overtuigt David Saul in de verzen 31-37 dat hij degene moet zijn die de reus moet gaan bevechten?
Hij getuigt van Gods hand op zijn leven. Hij getuigt van zijn vertrouwen in God. Hij overtuigde de koning ervan dat hij tegen de reus kon vechten. Hij vertelde Saul zijn eigen ‘getuigenis’ en overtuigde Saul ervan dat de God van Israël met hem was en hem de overwinning zou geven.
6. Hoe bereidde David zich voor op de strijd in de verzen 38-42 en wat was belangrijk bij zijn voorbereiding?
David kreeg de wapenrusting van de koning. De koning nam zijn bescherming af en gaf die aan David. God had Saul afgewezen omdat hij Hem niet gehoorzaamde in zijn strijd tegen de Amalekieten en hem niet langer beschermde. De hand van God lag op Zijn gezalfde, David, die later niet alleen de wapenrusting van de koning zou nemen, maar ook zijn positie als koning zou innemen.
David had de wapenrusting van de koning niet nodig. Hij ging zoals hij in volledig vertrouwen op de Heer was.
De vijf gladde stenen zijn door sommige commentatoren als significant gezien. We lezen later in 2 Samuël 21:19-22 dat David en zijn mannen 4 broers van Goliath vermoordden! (Vijf stenen voor vijf reuzen dus).
7. Wat lezen we in de verzen 1 Samuël 17:43-47 over het grotere geheel in deze situatie?
Dit is een geestelijke strijd. Goliath en zijn ‘goden‘ en David en de ware en levende God. David stelt zijn vertrouwen op God en hij zal zegevieren.
Vers 45 Maar David zei tegen de Filistijn: U komt naar mij toe met een zwaard, met een speer en met een werpspies, maar ik kom naar u toe in de Naam van de HEERE van de legermachten, de God van de gelederen van Israël, Die je gehond hebt.
Vers 46 Op deze dag zal de HEERE u in mijn hand overleveren. Ik zal u toevoegen en uw hoofd van u wegnemen Ik zal deze dag de dode lichamen van het leger van de Filistijnen aan de vogels in de lucht geven en aan de dieren van de aarde, en heel de aarde zal weten dat Israël een God heeft.
Vers 47 En deze hele gemeente zal weten dat de HEERE niet door zwaard van door speer verlost, want de strijd is van de HEERE. Hij zal u in onze hand geven.
8. We lezen in de verzen 48 t/m 53 hoe de bekende geschiedenis wordt opgetekend. De Israëlieten plunderden voor zichzelf maar wat lezen we dat David deed met zijn plundering (lees ook 1 Samuël 21:9)
1 Samuel 21:9 Toen zei de priester: Het zwaard van Goliath, de Filistijn, die door u verslagen is in het Eikendal, zie, dat ligt hier, in een kleed gewikkeld, achter de efod. Als u dat mee wilt nemen, neem het mee, want er is hier geen ander dan dat. David zei: Zoals dat is er geen tweede, geef het mij.
Hij hield de trofee niet; hij gaf het terug aan God. Het werd bewaard door de priesters in hun stad Nob. Hij erkende dat God hem de overwinning had gegeven en hij gaf zijn trofee terug aan Hem.
9. David wordt “een man naar Gods hart” genoemd (Handelingen 13:22). Waarom denk je dat hij deze titel heeft gekregen na het lezen van deze passage?
David wordt een man naar Gods hart genoemd omdat hij absoluut geloof in God had. Nergens in de Schrift wordt dit punt beter geïllustreerd dan in 1 Samuël 17, waar David als jonge herdersjongen onbevreesd de Filistijn Goliath doodde. Kort voor het duel zien we direct bewijs van Davids geloof wanneer David zegt: “‘De HEER die mij heeft verlost van de klauw van de leeuw en van de poot van de beer, zal mij verlossen uit de hand van deze Filistijn.’ En Saul zei tot David: ‘Ga, en de HEERE zij met u!’” (vers 37). David was zich er volledig van bewust dat God zijn leven onder controle had, en hij geloofde dat God hem zou verlossen van dreigend gevaar. Hoe zou je je anders met zo’n kalmte en vertrouwen in een potentieel fatale situatie wagen? David wist al vroeg in zijn leven dat God te vertrouwen en te gehoorzamen was.
Samenvatting
We hebben kennis gemaakt met een van de meest bekende karakters van de Bijbel. David, beter bekend als koning David, is na God de Vader en Jezus Christus de derde meest beschreven persoon in de Bijbel.
We lezen in dit verslag dat hij net als de helden Joshua en Caleb 500 jaar eerder niet bang was voor de reus(en) maar al zijn vertrouwen stelde in de Levende God. De strijd was meer dan een fysieke. De Heer van de hemelse machten gaf David de overwinning. De ‘goden‘ van de reus en de Filistijnen waren geen partij voor de Levende God.
Hij werd een man genoemd naar het hart van God vanwege zijn absolute geloof in God. In volgende studies zullen we het leven van koning David van naderbij bekijken en ook enkele van zijn ‘profetische‘ psalmen nader onderzoeken. We zullen ontdekken dat ondanks zijn geloof in God hij net als wij allemaal fouten maakte.
Toepassingen in het dagelijks leven
Als God aan jouw kant staat, kun je de ‘reuzen’ in je leven verslaan. Zet de stap van geloof en vertrouw op Hem.
God kan je gebruiken, als je je vertrouwen op Hem stelt.
Aanvullende extra informatie en links voor verder onderzoek.
David schreef meer dan de helft van de psalmen, zijn goddelijke biografie is vastgelegd in 5 van zijn psalmen: Psalm 8, 19, 23, 101 en 132.
Aanvullende informatie aan vraag 9:
Een andere reden waarom David een man naar Gods hart was, is dat hij absoluut van Gods Wet hield. Van de 150 psalmen in de Bijbel wordt aan David toegeschreven dat hij er meer dan de helft van heeft geschreven. David schreef op verschillende en vaak verontrustende momenten in zijn leven en vertelde herhaaldelijk hoeveel hij van Gods volmaakte Woord hield. Een prachtig voorbeeld hiervan vinden we in Psalm 119:47-48: “Want ik heb lust in uw geboden omdat ik ze liefheb. Ik hef mijn handen op naar uw geboden, die ik liefheb, en ik overdenk uw decreten.” Het is niet moeilijk zijn volledige aanbidding voor Gods Woord te zien. Merk ook op hoe David “mediteert” over Gods inzettingen. God schonk David begrip en wijsheid door dagelijkse meditatie. We zouden er goed aan doen om niet alleen Gods Woord te lezen, maar er ook de hele dag over na te denken, want God houdt ervan dat we aan Hem denken. “Gezegend zijn zij die zijn inzettingen bewaren en hem zoeken met heel hun hart. Ze doen niets verkeerd; zij wandelen in zijn wegen‘ (Psalm 119:2-3).
David was een man naar Gods hart in die zin dat hij echt dankbaar was. “Ik was mijn handen in onschuld, en ga rond uw altaar, o HEER, verkondig uw lof en vertel al uw wonderbaarlijke daden” (Psalm 26:6-7). Davids leven werd gekenmerkt door seizoenen van grote vrede en voorspoed, evenals tijden van angst en wanhoop. Maar in alle seizoenen van zijn leven vergat hij nooit de Heer te danken voor alles wat hij had. Het is echt een van Davids beste eigenschappen. “Ga zijn poorten binnen met dankzegging, en zijn voorhoven met lofprijzing! Dank hem; zegen zijn naam!” (Psalm 100:4, NBV). Als volgelingen van Jezus Christus zouden we er goed aan doen om Davids voorbeeld te volgen om lof te brengen door middel van dankzegging aan onze Heer.
Recente reacties