Disclaimer: Deze Bijbelstudie is gemaakt door leden van onze gemeente maar kunnen interpretaties of meningen bevatten die niet per se door iedereen gedragen worden binnen onze Gemeente.

Johannes 3 (Het grootste vers)

Introductie

De apostel Johannes is de auteur van vijf nieuwtestamentische boeken: het evangelie van Johannes, de drie korte brieven die ook zijn naam dragen (1, 2 en 3 Johannes) en het boek Openbaring. Johannes maakte deel uit van Jezus’ “inner circle” en samen met Petrus en Jakobus, kreeg Johannes het voorrecht getuige te zijn van Jezus’ gesprek met Mozes en Elia op de berg van de transfiguratie (Mattheüs 17:1-9). Zijn belang in de twaalf groeide naarmate hij volwassener werd, en na de kruisiging werd hij een “pilaar” in de kerk van Jeruzalem (Galaten 2:9), diende samen met Petrus (Handelingen 3:1, 4:13, 8:14), en werd uiteindelijk door de Romeinen verbannen naar het eiland Patmos, waar hij van God de majestueuze visioenen ontving waaruit het boek Openbaring bestaat.

(Zie aanvullende opmerkingen hieronder voor meer informatie over de apostel Johannes)

In het derde hoofdstuk laat Johannes zijn lezers kennismaken met het fundament van redding en bevat het waarschijnlijk meest bekende vers in de Bijbel (Johannes 3:16).

Lees als groep Johannes 3

1. Wat weten we over Nicodemus? (Lees ook Johannes 7:50-52; Johannes 19:39-42)

2. Nikodemus begreep niet wat Jezus bedoelde met wedergeboren zijn. Wat was Jezus’ uitleg? (Lees ook Johannes 1:13; Galaten 6:15; Titus 3:5; Jakobus 1:18; 1 Petrus 1:23; 1 Johannes 3:9)

3. Wat bedoelt Jezus als hij zegt dat we geboren moeten worden uit water en Geest?

4. Wat legt vers 13 ons uit? (Lees ook Spreuken 30:4; Handelingen 2:33-36; 1 Korintiërs 15:47; Efeziërs 4:7-10)

5. Waarnaar verwijst vers 14 en wat zal volgens dit vers gebeuren? (Lees ook Numeri 21:4-9)

6. Wat vertellen de verzen 14 tot en met 18 ons over Gods liefde voor ons en over redding? (Lees ook Romeinen 5:8; Efeziërs 2:4-5; 1 Johannes 4:9-10; Openbaring 1:5)

7. Wat getuigt Johannes de Doper over Jezus?

Antwoorden

1. Wat weten we over Nicodemus? (Lees ook Johannes 7:50-52; Johannes 19:39-42)

Johannes 7:50 Nicodemus, die ‘s nachts bij Hem gekomen was, die één van hen was, zei tegen hen:

51. Veroordeelt soms onze wet de mens, als zij hem niet eerst hoort en kennis genomen heeft van wat hij doet? 52. Zij antwoordden en zeiden tegen hem: Bent u soms ook uit Galilea? Onderzoek en zie dat in Galilea geen profeet is opgestaan.

Johannes 19:39 En Nicodemus (die eerst ‘s nachts naar Jezus toe gekomen was) kwam ook en bracht een mengsel van mirre en aloë mee, ongeveer honderd pond.

40. Zij namen dan het lichaam van Jezus en wikkelden het in linnen doeken, met de specerijen, zoals het de gewoonte van de Joden is bij het begraven.

41. En er was bij de plaats waar Hij gekruisigd was, een hof en in de hof een nieuw graf, waarin nog nooit iemand gelegd was.

42. Daar nu legden zij Jezus vanwege de voorbereiding van de Joden, omdat het graf dichtbij was.

Johannes legt uit dat Nicodemus een farizeeër was. De Farizeeën waren een invloedrijke religieuze sekte binnen het judaïsme in de tijd van Christus en de vroege kerk. (het woord farizeeër komt van een Hebreeuws woord dat “afgescheiden” betekent).

Ze stonden bekend om hun nadruk op persoonlijke vroomheid, hun aanvaarding van mondelinge overlevering naast de geschreven wet, en hun leer dat alle joden alle meer dan 600 wetten in de Thora moeten naleven, inclusief de rituelen met betrekking tot ceremoniële zuivering. De apostel Paulus werd opgeleid als farizeeër, voor meer informatie zie aanvullende opmerkingen hieronder.

Johannes noemt Nicodemus “een heerser van de Joden”, wat impliceert dat hij een hoge positie had binnen de groep Farizeeën. Door Jezus wordt hij “de leraar van Israël” genoemd, dus hij had duidelijk een gezagspositie binnen de leiders van Israël.

We zien later in het evangelie van Johannes, in Johannes 7:50-52, dat Nicodemus Jezus verdedigt in de groep van overpriesters en farizeeën en daar kritiek op krijgt.

Aan het einde van het evangelie van Johannes komen we Nicodemus weer tegen. Het feit dat hij Jozef van Arimathea hielp om Jezus te begraven, suggereert dat hij mogelijk een van zijn volgelingen is geworden.

2. Nicodemus begreep niet wat Jezus bedoelde met wedergeboren zijn. Wat was Jezus’ uitleg? (Lees ook Johannes 1:13; Galaten 6:15; Titus 3:5; Jakobus 1:18; 1 Petrus 1:23; 1 Johannes 3:9)

Johannes 1:13 die niet uit bloed, niet uit de wil van vlees en ook niet uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn.

Galaten 6:15 Want in Christus Jezus heeft niet het besneden zijn enige kracht, en ook niet het onbesneden zijn, maar wel dat we een nieuwe schepping zijn.

Titus 3:5 maakte Hij ons zalig, niet op grond van de werken van rechtvaardigheid die wij gedaan hadden, maar vanwege Zijn barmhartigheid, door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing door de Heilige Geest.

Jakobus 1:18 Overeenkomstig Zijn wil heeft Hij ons gebaard door het Woord van de waarheid, opdat wij in zeker opzicht eerstelingen van Zijn schepselen zouden zijn.

1 Petrus 1:23 u, die opnieuw geboren bent, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God.

1 Johannes 3:9 Ieder die uit God geboren is, doet de zonde niet, want Zijn zaad blijft in hem; en hij kan niet zondigen, omdat hij uit God geboren is.

Om het Koninkrijk der Hemelen binnen te gaan (om gered te worden) legt Jezus ons uit dat we opnieuw geboren moeten worden. Wederom geboren worden niet in fysieke zin, maar in spirituele zin. We hebben een geestelijke vernieuwing nodig. Dit is wat de Heilige Geest met ons doet. Jezus vergelijkt de Geest met de wind. Net als de wind kan de Geest niet door mensen worden beheerst of begrepen, maar het effect van de wind daarentegen kan worden waargenomen. Waar de Geest aan het werk is, vind je onweerlegbaar en onmiskenbaar bewijs.

We lezen in de aanvullende geschriften dat de Heilige Geest in ons werkt om nieuwe scheppingen van ons te maken. We zijn wedergeboren, door de Heilige Geest, niet dat we dit hebben verdiend, nee, het is puur een geschenk van God.

3. Wat bedoelt Jezus als hij zegt dat we geboren moeten worden uit water en de Geest?

Jezus verwees hier niet naar letterlijk water, maar naar de noodzaak van “reiniging”. Wanneer water in het Oude Testament werd gebruikt, verwijst het gewoonlijk naar vernieuwing of spirituele reiniging, vooral wanneer het wordt gebruikt in combinatie met “geest”. Jezus verwees naar de geestelijke wassing of zuivering van de ziel, volbracht door de Heilige Geest door het Woord van God op het moment van redding. Dit was nodig om tot Zijn koninkrijk te kunnen behoren.

4. Wat legt vers 13 ons uit? (Lees ook Spreuken 30:4; Handelingen 2:33-36; 1 Korintiërs 15:47; Efeziërs 4:7-10)

Spreuken 30:4 Wie is er naar de hemel opgestegen en vandaar neergedaald? Wie heeft de wind in Zijn handen verzameld?

Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft alle einden der aarde vastgesteld?

Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon, u weet het immers?

Handelingen 2:33 Hij dan, Die door de rechterhand van God verhoogd is en de belofte van de Heilige Geest ontvangen heeft van de Vader, heeft dit uitgestort wat u nu ziet en hoort.

34. David is immers niet opgevaren naar de hemelen, maar hij zegt: De Heere heeft gesproken tot mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand,

35. totdat Ik Uw vijanden neergelegd zal hebben als een voetbank voor Uw voeten.

36. Laat dan heel het huis van Israël zeker weten dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk deze Jezus, Die u gekruisigd hebt.

1 Korinthe 15:47 De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk; de tweede Mens is de Heere uit de hemel.

Efeziërs 4:7 Maar aan ieder van ons is de genade gegeven naar de maat van de gave van Christus.

8. Daarom zegt Hij: Toen Hij opvoer in de hoogte, nam Hij de gevangenis gevangen en gaf Hij gaven aan de mensen.

9. Wat betekent dit ‘toen Hij opvoer’ anders dan dat Hij ook eerst neergedaald is in de diepten, namelijk de aarde?

10. Degene Die neergedaald is, is ook Degene Die opgevaren is ver boven alle hemelen om alle dingen te vervullen.

Dit vers is in tegenspraak met de aanspraken van andere religieuze systemen op speciale openbaringen van God. Jezus stond erop dat niemand op zo’n manier naar de hemel is opgestegen, dat hij terugkeert en over hemelse dingen kan praten. Alleen Hij had een permanente verblijf in de hemel voorafgaand aan Zijn menswording en daarom heeft alleen Hij de ware kennis van hemelse wijsheid.

In dit vers zegt hij ook dat hij uit de hemel is gekomen en we weten dat hij ook weer naar de hemel is opgestegen.

In Spreuken 30:4 vertelt de schrijver ons dat alleen God uit de hemel kan neerdalen en naar de hemel kan opstijgen en dat God een Zoon heeft.

In het boek Handelingen lezen we dat Jezus terugging naar de hemel en de Heilige Geest zond.

In de brief aan de Korintiërs lezen we dat de Heer Jezus uit de hemel kwam. Hij was geen gewoon mens die uit het stof kwam.

De brief aan de Efeziërs legt opnieuw uit dat Jezus uit de hemel neerdaalde en daar terugkeerde.

OPMERKING – Johannes 3:13 het laatste deel “Die in de hemel is” komt niet in alle Griekse vertalingen voor.

Johannes 3:13 En niemand is opgevaren naar de hemel dan Hij Die uit de hemel neergedaald is, namelijk de Zoon des mensen, Die in de hemel is.

5. Waarnaar verwijst vers 14 en wat zal volgens dit vers gebeuren? (Lees ook Numeri 21:4-9)

Numeri 21:4 Toen trokken zij van de berg Hor in de richting van de Schelfzee. Ze moesten namelijk om het land van Edom heen trekken, maar onderweg kon de ziel van het volk het niet langer verdragen.

5. Het volk sprak tot God en tot Mozes: Waarom hebt u ons uit Egypte laten vertrekken om te sterven in de woestijn? Want hier is geen brood, ook geen water, en onze ziel heeft een afkeer van dit waardeloze brood.

6. Toen zond de HEERE gifslangen onder het volk; die beten het volk, en er stierf veel volk uit Israël.

7. En het volk kwam naar Mozes toe. Zij zeiden: Wij hebben gezondigd, want wij hebben tegen de HEERE en tegen u gesproken. Bid tot de HEERE dat Hij de slangen van ons wegneemt. Toen bad Mozes voor het volk.

8. En de HEERE zei tegen Mozes: Maak u een gifslang en zet hem op een staak. Het zal gebeuren dat ieder die gebeten is, in leven zal blijven, als hij daarnaar kijkt.

9. Toen maakte Mozes een koperen slang en zette hem op de staak. En het gebeurde als de slang iemand beet dat hij naar de koperen slang keek en in leven bleef.

Dit vers verwijst terug naar een gebeurtenis in het verleden toen het volk van Israël in de woestijn was (Numeri 21:4-9). Jezus profeteerde aan Nicodemus dat ook hij zal worden verhoogd, d.w.z. dat hij zal worden gekruisigd.

Net zoals het volk van Israël gered werd van de fysieke dood door naar de slang op de paal te kijken, zo zullen ook wij gered worden van de geestelijke dood door naar Jezus aan het kruis te kijken en door in Hem te geloven als onze Verlosser.

6. Wat vertellen de verzen 14 tot en met 18 ons over Gods liefde voor ons en over redding? (Lees ook Romeinen 5:8; Efeziërs 2:4-5; 1 Johannes 4:9-10; Openbaring 1:5)

Romeinen 5:8 God echter bevestigt Zijn liefde voor ons daarin dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren.

Efeziërs 2:4 Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, 5. ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt – uit genade bent u zalig geworden –

1 Johannes 4:9 Hierin is de liefde van God aan ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem.

10. Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden.

Openbaring 1:5 en van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden en de Vorst van de koningen der aarde. Hem Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed,

Dat God zoveel van ons houdt!

Ondanks dat we zondaars zijn, verdienden we deze daad van liefde niet, God stierf voor Zijn schepping.

Hij toonde ons Zijn “verbazingwekkende genade”.

Jezus vertelde Nicodemus dat God een reddingsplan heeft, om allen te redden die in Jezus en zijn zoenoffer geloven. Jezus waarschuwt ook dat hij die niet gelooft in de naam van de eniggeboren Zoon van God veroordeeld wordt. Deze veroordeling is te wijten aan hun keuze voor het kwaad en de duisternis en het afwijzen van Jezus, het licht.

7. Wat getuigt Johannes de Doper over Jezus?

Johannes noemt Jezus zijn vriend en de bruidegom. Hij verheugt zich als hij de stem van Jezus hoort. Hij verklaarde dat Jezus zou toenemen (in gestalte vergeleken met Johannes). Hij verklaarde dat Jezus van ‘boven’ kwam, uit de hemel en dat Hij (Jezus) ‘boven alles’ is. Hij erkent dat Jezus de woorden van God spreekt. Johannes spreekt ook de boodschap van redding uit in vers 36a: “Wie in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven”, maar waarschuwt in vers 36b degenen die de Zoon niet geloven – zij zullen het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hen.

Samenvatting

Nicodemus, een van de joodse leiders, erkende dat Jezus door God was gezonden. Jezus legde hem (en ons) de kern van de boodschap van redding uit. Dat Jezus uit de hemel kwam, dat Hij de Zoon van God is (God in menselijke gedaante) en dat Jezus moet worden opgetild om voor ons te sterven. Zodat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.

Extra Informatie

Meer Informatie over Johannes de Apostel

We weten uit de Schriften meer details over Johannes de Apostel. Niet te verwarren met Johannes de Doper, de apostel Johannes is de broer van Jacobus, een andere van de twaalf discipelen van Jezus. Samen werden ze door Jezus “Boanerges” genoemd, wat “zonen van de donder” betekent, en daarin vinden we een sleutel tot de persoonlijkheid van Johannes. Beide broers werden gekenmerkt door ijver, passie en ambitie. In zijn vroege dagen met Jezus handelde Johannes soms onbezonnen, roekeloos, onstuimig en agressief. We zien hoe hij in Marcus 9 een man verbood demonen uit te drijven in Jezus’ naam omdat hij geen deel uitmaakte van de twaalf (Marcus 9:38-41). Jezus berispte hem vriendelijk en zei dat niemand demonen kon uitdrijven in Jezus’ naam en zich dan omdraaide en kwaad over Hem sprak. In Lukas 9:51-54 zien we dat de broers vuur uit de hemel willen afroepen om de Samaritanen te vernietigen die weigerden Jezus te verwelkomen. Opnieuw moest Jezus hen berispen voor hun intolerantie en gebrek aan oprechte liefde voor de verlorenen. Johannes’ ijver voor Jezus werd ook beïnvloed door zijn natuurlijke ambitie, zoals blijkt uit zijn verzoek (via zijn moeder) dat hij en zijn broer in het koninkrijk aan Jezus’ rechter- en linkerhand zouden zitten, een incident dat een tijdelijke breuk tussen de broers veroorzaakte. en de andere discipelen (Mattheüs 20:20-24).

Ondanks deze jeugdige uitingen van verkeerd gerichte passie, werd John goed oud. Hij begon de behoefte aan nederigheid te begrijpen bij degenen die groot wilden zijn. Het evangelie van Johannes is het enige evangelie waarin staat dat Jezus de voeten van de discipelen waste (Johannes 13:4-16). Jezus’ eenvoudige daad van dienstbaarheid moet een grote indruk op John hebben gemaakt. Tegen de tijd van de kruisiging had Jezus genoeg vertrouwen in de jongeman om de zorg voor zijn moeder aan hem over te dragen, een aanklacht die Johannes zeer serieus nam. Vanaf die dag zorgde John voor haar alsof ze zijn eigen moeder was (Johannes 19:25-27). Johns onbezonnen verzoek om speciale eer in het koninkrijk had plaatsgemaakt voor mededogen en nederigheid die kenmerkend zouden zijn voor zijn bediening in zijn latere leven. Hoewel hij moedig en stoutmoedig bleef, werd zijn ambitie gecompenseerd door de nederigheid die hij leerde aan de voeten van Jezus. Deze bereidheid om anderen te dienen en te lijden ter wille van het evangelie moet hem in staat hebben gesteld zijn laatste gevangenschap op Patmos te dragen, waar hij volgens betrouwbare historische bronnen in een grot woonde, afgesneden van degenen van wie hij hield, en wreed werd behandeld. en verwijten. In de opening van het boek Openbaring, dat hij gedurende deze tijd van de Heilige Geest ontving, noemde hij zichzelf ‘uw broeder en metgezel in het lijden en het koninkrijk en de geduldige volharding die de onze zijn in Jezus’ (Openbaring 1:9) . Hij had geleerd verder te kijken dan zijn aardse lijden naar de hemelse heerlijkheid die iedereen wacht die geduldig volhardt.

John was hartstochtelijk toegewijd aan de verkondiging van de waarheid. Niemand in de Schrift, behalve de Heer Jezus, had meer te zeggen over het concept van waarheid. Zijn vreugde was het verkondigen van de waarheid aan anderen en vervolgens te zien hoe ze erin liepen (3 Johannes 4). Zijn sterkste veroordeling was voor degenen die de waarheid verdraaiden en anderen op een dwaalspoor brachten, vooral als ze beweerden gelovigen te zijn (1 Johannes 2:4). Zijn passie voor waarheid voedde zijn bezorgdheid over de schapen die door valse leraren zouden kunnen worden misleid, en zijn waarschuwingen over hen nemen een groot deel van 1 Johannes in beslag. Hij had er geen moeite mee om degenen die probeerden de waarheid te verdraaien als “valse profeten” en “antichristen” te identificeren, en zelfs te verkondigen dat ze demonisch van aard waren (1 Johannes 2:18, 26, 3:7, 4:1-7) .

Tegelijkertijd wordt Johannes ook wel de ‘apostel van de liefde’ genoemd. In zijn eigen evangelie noemt hij zichzelf “degene die Jezus liefhad” (Johannes 13:23, 20:2, 21:7, 21:20). Hij wordt afgebeeld als degene die tegen de borst van Jezus leunt tijdens het laatste avondmaal. Zijn korte tweede brief is gevuld met uitingen van zijn diepe liefde voor degenen die aan zijn zorg zijn toevertrouwd. Hij richt zijn eerste brief aan een groep gelovigen “die ik liefheb in de waarheid” en spoort hen aan om “elkaar lief te hebben” door te wandelen in gehoorzaamheid aan Jezus’ geboden (2 Johannes 1:1, 5-6).

Het leven van John herinnert ons aan verschillende lessen die we in ons eigen leven kunnen toepassen. Ten eerste moet ijver voor de waarheid altijd worden gecompenseerd door liefde voor mensen. Zonder dat kan ijver omslaan in hardheid en veroordelend gedrag. Omgekeerd kan overvloedige liefde die niet in staat is om waarheid van dwaling te onderscheiden, uitmonden in opwellende sentimentaliteit. Zoals Johannes leerde toen hij volwassen werd, zullen wij, en degenen die we aanraken, ‘in alles toegroeien tot Hem die het Hoofd is, namelijk Christus’ (Efeziërs 4:15) als we de waarheid in liefde spreken.

Ten tweede kunnen zelfvertrouwen en vrijmoedigheid, niet getemperd door mededogen en gratie, snel veranderen in trots en zelfvoldaanheid. Vertrouwen is een prachtige deugd, maar zonder nederigheid kan het zelfvertrouwen worden, wat kan leiden tot opschepperij en een houding van exclusiviteit. Als dat gebeurt, is ons getuigenis van de genade van God aangetast en zien anderen in ons precies het soort persoon dat ze niet willen zijn.

Ten tweede kunnen zelfvertrouwen en vrijmoedigheid, niet getemperd door mededogen en gratie, snel veranderen in trots en zelfvoldaanheid. Vertrouwen is een prachtige deugd, maar zonder nederigheid kan het zelfvertrouwen worden, wat kan leiden tot opschepperij en een houding van exclusiviteit. Als dat gebeurt, is ons getuigenis van de genade van God aangetast en zien anderen in ons precies het soort persoon dat ze niet willen zijn. Als we net als Johannes effectieve getuigen van Christus willen zijn, moet ons gedrag er een zijn dat passie voor de waarheid, mededogen voor mensen en een standvastig verlangen om onze Heer te dienen en te vertegenwoordigen weerspiegelt door Zijn nederigheid en genade te weerspiegelen.

Meer informatie over de Farizeeërs

De farizeeërs waren meestal zakenlieden uit de middenklasse en leiders van de synagogen. Hoewel ze een minderheid vormden in het Sanhedrin en een minderheidspositie als priester bekleedden, leken ze de besluitvorming van het Sanhedrin te beheersen, omdat ze onder het volk steun genoten.

De apostel Paulus was opgeleid als farizeeër en zijn geloofsbrieven in die groep waren voortreffelijk (Handelingen 26:5). Paulus noemde zichzelf “een Hebreeër van Hebreeën; met betrekking tot de wet, een farizeeër; wat ijver betreft, het vervolgen van de kerk; wat gerechtigheid betreft, gebaseerd op de wet, onberispelijk” (Filippenzen 3:5-6). Maar Paulus ontdekte dat zijn uitvoering van de Wet geen ware gerechtigheid kon voortbrengen. Nadat hij zijn vertrouwen had gesteld in het volbrachte werk van Christus aan het kruis, verlangde hij ernaar “in Hem gevonden te worden, niet met mijn eigen gerechtigheid die voortkomt uit de wet, maar die welke is door geloof in Christus — de gerechtigheid die komt van God op basis van geloof” (vers 9). Niemand, zelfs niet de strengste Farizeeër, wordt gerechtvaardigd door het houden van de Wet (Galaten 3:11).