Disclaimer: Deze Bijbelstudie is gemaakt door leden van onze gemeente maar kunnen interpretaties of meningen bevatten die niet per se door iedereen gedragen worden binnen onze Gemeente.

Mattheüs 5, 6 & 7 (De bergrede)

Introductie

Mattheüs is de auteur van dit evangelieboek. Mattheüs, wat ‘gave van de Heer’ betekent, was de andere naam van Levi, de tollenaar die alles achterliet om Christus te volgen (Mattheüs 9:9; Marcus 2:13-17; Lucas 5:27-32). Mattheüs was één van de twaalf apostelen. In zijn eigen lijst van apostelen in Mattheüs 10:3 noemt hij zichzelf expliciet een “belastinginner”. De andere evangelieschrijvers gebruiken zijn vroegere naam Levi. Het evangelie is ergens tussen 50 en 70 na Christus geschreven.

Het doel van Mattheüs bij het schrijven van dit evangelie was om te laten zien dat Jezus Christus de Koning en Messias van Israël is. Dit evangelie citeert meer dan 60 keer uit profetische passages uit het Oude Testament, en benadrukt hoe Christus de vervulling is van al die beloften.

Mattheüs schreef als ooggetuige van veel van de gebeurtenissen die hij beschreef en gaf getuigenis uit de eerste hand over de woorden en werken van Jezus van Nazareth.

Hoofdstukken 5, 6 en 7 worden beschreven als de langste preek van Jezus. Jezus hield deze preek op een van de heuvels aan de noordelijke oever van de zee van Galilea. Er zijn veel kleine stukjes advies voor ons, opgeschreven als een gids voor ons over hoe we ons leven moeten leiden. Op een manier dat we gezegend zullen worden en op een manier die goed voor ons is.

Lees als groep Mattheus 5-7

Vragen

1.Wie zijn de mensen die gezegend zullen worden en hoe zullen ze gezegend worden

(Mattheüs 5:1-12)?

2. Welke manier draagt Jezus aan om te getuigen? (Mattheüs 5:13-16)

3. a. Wat zegt Jezus over de Wet (Mattheüs 5:17-20)?

b. Wat zegt Jezus in dit stuk over moord, overspel, huwelijk en echtscheiding

(Mattheüs 5:21-32)?

c. Wat zegt Jezus over hoe te handelen in onderdrukking en vijandschap? (Mattheüs 5:38-48)

4. Welk advies geeft Jezus ons over bidden, vasten en het doen van goede werken? (Mattheüs 6:1-21)

5. Welk advies geeft Jezus ons over het omgaan met onze zorgen (Mattheüs 6:25-34)?

6. Welk advies geeft Jezus ons over oordelen (Mattheüs 7:1-6)? Betekent dit dat we niet mogen oordelen? (lees ook Romeinen 14:1-4; 1 Korintiërs 5:11-13; Mattheüs 18:15-17)

7. Wat vertelt Jezus ons over valse leraren?

8. Hoe kunnen we zien wat valse leer is en wat waarheid is?

Antwoorden

1. Wie zijn de mensen die gezegend zullen worden en hoe zullen ze gezegend worden (Mattheüs 5:1-12)?

Jezus geeft een beschrijving van het ware geloof in de bergrede.

De armen van geest Dit zijn mensen die zich bewust zijn van hun, als het ware, geestelijk staat van faillissement in een leven zonder God. Het beschrijft iemand die zich scherp bewust is van zijn eigen “verlorenheid” en hopeloosheid, los van goddelijke genade.

Deze persoon zal redding ontvangen (het koninkrijk der hemelen binnengaan) door Gods genade.

Degenen die rouwen Dit zijn mensen die treuren over zonde, een goddelijk verdriet hebben, dat berouw teweegbrengt en dat leidt tot redding. De “troost” die ze zullen ontvangen is de troost van vergeving en redding.

De zachtmoedige zachtmoedigheid is het tegenovergestelde van niet voor rede vatbaar zijn. Het is geen zwakte, maar opperste zelfbeheersing, bekrachtigd door de Heilige Geest (Galaten 5:23). De zachtmoedige zal de aarde beërven, wordt geciteerd uit Psalm 37:11. Jezus wijst vooruit naar een tijd in de toekomst waarin de goddelozen er niet meer zullen zijn.

Hen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid – Dit is het tegenovergestelde van de zelfingenomen gerechtigheid van de Joodse leiders. Het spreekt van hen die er hevig naar verlangen dat Gods gerechtigheid wordt gedaan en daar naar zoeken in plaats van te proberen een eigen gerechtigheid na te jagen. Wat ze zoeken zal hen vullen. Ze zullen een juiste relatie met God zoeken en zo hun honger en dorst stillen.

De Barmhartigen – degenen die mededogen of compassie tonen, zullen zelf ook op die manier worden behandeld. Het tegenovergestelde is ook waar, zie Jakobus 2:13

De reinen van hart – zij zullen God zien – Dit wijst o.a. op de tijd na de verdrukking dat er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal zijn. Openbaring 22:3-4 – En er zal geen vloek meer zijn, of de troon van God en van het Lam zal erin zijn, en Zijn dienaren zullen Hem dienen. Zij zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn naam zal op hun voorhoofden zijn. Hebreeën 12:14 – Streef naar vrede met alle mensen en naar heiligheid, zonder welke niemand God zal zien.

De Vredestichters – Vergelijk dit met de verzen 44-45 waar God zegt dat je je vijanden lief moet hebben, dan zul je zonen van je Vader zijn. Met andere woorden, God toont liefde aan iedereen. Hij stierf voor iedereen. Als we liefde tonen aan onze vijanden zullen wij die vrede bevorderen. Het is een afspiegeling van wat God voor ons deed door, toen wij nog zondaars of vijanden van God waren, verzoening aanbood en Jezus liet sterven in onze plaats. Als wij liefde tonen aan onze vijanden i.p.v. bitterheid of haat, reageren wij op dezelfde manier als God naar ons reageert en zullen we Zijn “zonen” worden genoemd.

Degenen die worden vervolgd omwille van de gerechtigheid (vervolgd omwille van Jezus) – Zij zullen naar de hemel gaan en een beloning ontvangen. Vervolging is niet iets om naar te streven, maar wanneer er ten onrechte kwaad wordt gesproken tegen een christen en omwille van Christus, draagt ​​zo’n vervolging de zegen van God met zich mee.

2. Welke manier draagt Jezus aan om te getuigen? (Mattheüs 5:13-16)

Zout is zowel een conserveermiddel als een smaakversterker. Het gebruik als conserveermiddel is wat Jezus hier waarschijnlijk op het oog had. Puur zout kan zijn smaak of effectiviteit niet verliezen. (Misschien zegt Hij dat een echte gelovige zijn zoutgehalte niet zal verliezen) Het zout dat veel voorkomt in het Dode Zee-gebied is verontreinigd met gips en andere mineralen en kan een platte smaak hebben of ondoeltreffend zijn als conserveermiddel. Dergelijke minerale zouten waren nuttig voor weinig meer dan het vrijhouden van voetpaden.

Licht. Je leven laten “schijnen”: Een goddelijk leven geeft een overtuigend getuigenis van de reddende kracht van God. Dat brengt Hem heerlijkheid (vergelijk met 1 Petrus 2:12)

3. a. Wat zegt Jezus over de Wet (Mattheüs 5:17-20)?

Jezus gaf geen nieuwe wet of wijziging van een oude, maar legde eerder de ware betekenis uit van de morele inhoud van de wet van Mozes en de rest van het Oude Testament. “De wet en de profeten” spreekt over het geheel van de oudtestamentische geschriften, niet over de interpretaties van de joodse leiders.

Jezus verklaarde dat Hij de vervulling is van de Schrift (profetieën). Hij gaf aan dat Hij de Vervulling van de wet is in al zijn aspecten. Hij vervulde de morele wet door haar perfect te houden.

Hij vervulde de ceremoniële wet door de belichaming te zijn van alles waar de typen en symbolen van de wet naar wezen. Hij vervulde de rechterlijke wet door Gods volmaakte gerechtigheid te personifiëren (zie Mattheüs 12:18, 20)

b. Wat zegt Jezus in dit stuk over moord, overspel, huwelijk en echtscheiding

(Mattheüs 5:21-32)?

Jezus veranderde in dit stuk niet de voorwaarden van de wet. In plaats daarvan corrigeerde Hij wat ze hadden “gehoord” t.w. de uitleg van het rabbijnse begrip van de wet.Raka” is Aramees en betekent “Leeg hoofd”.

Over Moord suggereerde Jezus hier dat onrechtmatig verbaal geweld voortkomt uit dezelfde zondige motieven (woede en haat) als moord. Deze houding van het hart is wat de wet feitelijk verbiedt, en daarom brengt een lasterende belediging dezelfde soort morele schuld met zich mee als een daad van moord.

Overspel – Dit was ook een probleem van de houding van het hart. Jezus gebruikt een grafische illustratie om de ernst van de zonden van lust en begeerte aan te tonen.

Huwelijk en echtscheiding – Jezus corrigeerde wat de rabbi’s leerden. Ze kwamen ten onrechte tot de conclusie dat mannen van hun vrouw konden scheiden voor alles wat hen niet beviel, zolang ze hen maar een echtscheidingscertificaat gaven. Jezus verduidelijkt dit en stelt dat echtscheiding alleen is toegestaan in het geval van seksuele immoraliteit (overspel).

c. Wat zegt Jezus over hoe te handelen in onderdrukking en vijandschap? (Mattheüs 5:38-48)

Toen Jezus zei dat we onze vijanden moeten liefhebben, creëerde Hij een nieuwe standaard voor relaties. Hij verkondigde aan de menigte die naar Zijn Bergrede luisterde, dat ze hun naaste moesten liefhebben, omdat het gebod om onze naaste lief te hebben een wet van God was (Leviticus 19:18). Dat we daarom onze vijand moeten haten, was een gevolgtrekking die de Joden er ten onrechte uit haalden.

Hoewel geen enkel bijbelvers expliciet zegt “haat je vijand”, hebben de Farizeeën misschien een aantal van de oudtestamentische passages over haat jegens Gods vijanden, enigszins verkeerd toegepast (Psalm 139:19-22; 140:9-11). Maar Jezus verving dit idee door een nog hogere norm: “Heb uw vijanden lief en bid voor hen die u vervolgen, dat u zonen van uw Vader in de hemel mag zijn” (Mattheüs 5:44-45). Jezus legt verder uit dat liefhebben van degenen die van ons houden gemakkelijk is en ook ongelovigen dat kunnen. Dan gebiedt Hij ons om “volmaakt te zijn, zoals uw hemelse Vader volmaakt is” (Mattheüs 5:43-48).

4. Welk advies geeft Jezus ons over bidden, vasten en het doen van goede werken? (Mattheüs 6:1-21)

In dit gedeelte laat Jezus zien hoe de gerechtigheid van de Farizeeën tekortschoot. Hij legt hun hypocrisie bloot op het gebied van “liefdadigheidsdaden”, “gebed” en “vasten”. Al deze handelingen zouden uitingen van aanbidding aan God behoren te zijn en geen uitingen van eigengerechtigheid of om de eer/bewondering van anderen te winnen. Deze daden van aanbidding zouden dus in de eerste plaats tussen het individu en God moeten zijn.

In Mattheüs 6:8-14 geeft Jezus ons een model, een manier om te bidden. Veel mensen gebruiken de structuur van het “Onze Vader” om hun gebeden te ordenen. Van de zes smeekbeden zijn er 3 gericht aan God en 3 betreffen menselijke behoeften.

5. Welk advies geeft Jezus ons over het omgaan met onze zorgen (Mattheüs 6:25-34)?

Jezus moedigt ons aan om ons geen zorgen te maken over onze fysieke behoeften, zoals kleding en voedsel. Jezus verzekert ons dat onze hemelse Vader in al onze behoeften zal voorzien (Mattheüs 6:25-34). Daarom hoeven we ons nergens zorgen over te maken.

In Filippenzen 4:6 wordt ons bevolen: “Wees in geen ding bezorgd [maak u geen zorgen], maar leg uw verzoeken in alles door gebed en smeking, met dankzegging voor aan God.” In deze Schrift leren we dat we God mogen danken en al onze behoeften en zorgen in gebed bij Hem mogen brengen in plaats van ons er zorgen over te maken.

In 1 Petrus 5:7 krijgen we de opdracht om “al uw bezorgdheid op hem te werpen, omdat hij om u geeft”. God wil niet dat we het gewicht van problemen en lasten met ons meedragen. In dit vers zegt God dat we Hem al onze zorgen en zorgen mogen geven. Waarom wil God onze problemen op zich nemen? De Bijbel zegt dat dit komt omdat Hij om ons geeft. God maakt zich zorgen over alles wat ons overkomt. Geen zorg is te groot of te klein voor Zijn aandacht. Wanneer we God onze problemen geven, belooft Hij ons de vrede te geven die alle begrip te boven gaat (Filippenzen 4:7).

6. Welk advies geeft Jezus ons over oordelen (Mattheüs 7:1-6)? Betekent dit dat we niet mogen oordelen? (lees ook Romeinen 14:1-4; 1 Korintiërs 5:11-13; Mattheüs 18:15-17)

Zoals de context laat zien, verbiedt dit niet alle vormen van oordelen.

Hypocriete, zelfingenomen of andere vormen van oneerlijke oordelen zijn verboden. Dit is iets wat de Joodse leiders van die tijd uitoefenden en waar Jezus erg kritisch over was.

Johannes 7:24 Oordeel niet naar wat voor ogen is, maar vel een rechtvaardig oordeel.

Er is een rechtvaardig soort oordeel dat we met zorgvuldig onderscheidingsvermogen mogen uitoefenen.

Romeinen 14:1 Aanvaard dan wie zwak is in het geloof, maar niet om over meningsverschillen te strijden.

2. De een gelooft wel dat hij alles eten mag, maar wie zwak is, eet plantaardig voedsel.

3. Wie wel alles eet, moet hem niet minachten die niet alles eet. En wie niet alles eet, moet hem niet veroordelen die alles eet. God immers heeft hem aanvaard.

4. Wie bent u, dat u de huisslaaf van een ander oordeelt? Of hij staat of valt, gaat alleen zijn eigen heer aan. Hij zal echter staande gehouden worden, want God is bij machte hem staande te houden.

Sommige dingen zijn discutabel. Sommige mensen interpreteren de Bijbel op verschillende manieren. Laat de Heilige Geest je leiden om te onderscheiden wat juist is.

1 Korinthe 5:11 Maar nu heb ik u geschreven dat u zich niet moet inlaten met iemand die, terwijl hij een broeder wordt genoemd, een ontuchtpleger is, of een hebzuchtige, of een afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover. Met zo iemand moet u zelfs niet eten.

12. Het is toch niet aan mij om hen die buiten zijn te oordelen? Oordeelt u immers niet alleen hen die binnen zijn? 13. Maar hen die buiten zijn, oordeelt God. En doe de kwaaddoener uit uw midden weg.

Mattheüs 18:15 Maar als uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga naar hem toe en wijs hem terecht tussen u en hem alleen; als hij naar u luistert, hebt u uw broeder gewonnen.

16. Maar als hij niet naar u luistert, neem er dan nog een of twee met u mee, opdat in de mond van twee of drie getuigen elk woord vaststaat. 17. Als hij niet naar hen luistert, zeg het dan tegen de gemeente. En als hij ook niet naar de gemeente luistert, laat hij dan voor u als de heiden en de tollenaar zijn.

Dingen die binnen de kerk gebeuren, zouden moeten worden getoetst.

Spreuken 31:8 Open je mond voor een stomme, voor de rechtszaak van allen die verkwijnen.

9. Open je mond, oordeel met rechtvaardigheid, en verschaf recht aan de ellendige en de arme.

Maar ook buiten de Gemeente wordt de gelovige geacht om te oordelen. Niet over of iemand schuldig is of niet, want iedereen is schuldig, maar om op te komen voor de rechtvaardigheid, in het bijzonder voor hen die weerloos zijn.

7. Wat vertelt Jezus ons over valse leraren?

Jezus waarschuwt ons om “op te passen voor valse profeten” in Mattheüs 7:15. Hij vergelijkt deze valse profeten met wolven in schaapskleren. Jezus vertelt ons ook hoe we deze valse profeten kunnen identificeren: we zullen ze herkennen aan hun vrucht (Mattheüs 7:20).

Door de hele Bijbel heen worden mensen gewaarschuwd voor valse profeten (Ezechiël 13, Mattheüs 24:23-27, 2 Petrus 3:3). Valse profeten beweren namens God te spreken, maar ze spreken leugens. Om gehoord te worden, komen ze naar de mensen toe “in schaapskleren, maar van binnen zijn het woeste wolven” (Mattheüs 7:15). Het maakt niet uit hoe onschuldig en ongevaarlijk deze leraren aan de buitenkant lijken, ze hebben de aard van wolven – ze zijn vastbesloten om het geloof te vernietigen, een geestelijk bloedbad in de kerk te veroorzaken en zichzelf te verrijken. Ze “introduceren in het geheim destructieve ketterijen”, “brengen de weg van de waarheid in diskrediet” en “buiten uit met verzonnen verhalen” (2 Petrus 2:1-3).

8. Hoe kunnen we zien wat valse leer is en wat de waarheid is?

De beste manier om te waken tegen wolven in schaapskleren is door acht te slaan op de waarschuwingen van de Schrift en de Schrift en de Waarheid te kennen. Een gelovige die “het woord der waarheid correct hanteert” (2 Timotheüs 2:15) en de Bijbel zorgvuldig bestudeert, zal valse profeten kunnen identificeren. Christenen moeten alle leer beoordelen op basis van wat de Schrift zegt. Gelovigen zullen ook in staat zijn valse profeten te herkennen aan hun vruchten – hun woorden, daden en levensstijl.

Samenvatting

Er zijn zoveel lessen die Jezus ons geeft in deze zijn langste preek. Hij verwijst ons in de eerste plaats naar het Woord, de Bijbel, niet naar de boeken en leringen van mensen.