Romans 5-8 (Rechtvaardiging, heiliging en eeuwige toegang tot God)

Introductie

Het voornaamste doel van Paulus bij het schrijven van het boek Romeinen was, om de waarheid van het evangelie van genade te leren aan gelovigen die nog nooit apostolisch onderwijs hadden gekregen. Het hoofdthema van het boek Romeinen is: “de gerechtigheid die uit God voorkomt” het feit dat God de schuldig veroordeelde zondaars rechtvaardigt door genade alleen, op grond van geloof in Christus alleen.

In hoofdstuk 1 hebben we in onze studie gezien wat de invloed op de mens is van het zich van God afkeren en doorgaan met zondigen. In hoofdstuk 2 tot en met 4 laat Paulus ons zien dat hoewel sommigen van ons misschien denken dat we een ‘goed’ leven leiden, we toch door onze zondige natuur van God gescheiden zijn en met Hem verzoend moeten worden. Paulus legt verder uit dat in het Oude Testament de bijbelhelden Abraham en David door hun geloof in het reine met God werden gebracht. In hoofdstuk 5 gaan we kijken hoe dat zich verhoudt tot ons.

Romeinen hoofdstuk 5-8 gaat in op een aantal uitdagende dogma’s (leringen). We gaan kijken naar rechtvaardiging door de wet en door geloof en wat de daden van Adam en van Christus Jezus in resulteerden. We gaan kijken naar de strijd die Paulus had (en ook wij hebben) met zonde, samen met de resultaten van leven door geloof. Tenslotte gaan we na hoe de Heilige Geest werkt in het leven van een gelovige en het vertrouwen dat de gelovige kan hebben in de liefde van God.

Lees elk gedeelte van de tekst dat overeenkomt met de vraag voordat u de vraag beantwoordt.

Vragen

1. Wat is het resultaat van ons geloof in Jezus (Romeinen 4:22-5:11)?

2. Hoe vergelijkt Paulus Adam en Christus (Romeinen 5:12-21)?

3. Wat leert Romeinen 6:1-14 ons over zonde?

4. Van wie zijn christenen slaven, hoe is dat zichtbaar in ons leven (Romeinen 6:15-23)?

5. Wat leert Paulus ons over de wet in relatie tot zonde (Romeinen 7:1-12)?

6. Hoe worstelt Paulus met zonde en wat helpt hem in zijn strijd (Romeinen 7:13-25)?

7. Waar heeft ons geloof ons van bevrijd en hoe leven we nu (Romeinen 8:1-11)?

8. Wat doet de Heilige Geest in een gelovige en voor de gelovige (Romeinen 8:12-30)?

9. Welk vertrouwen kunnen we hebben in de liefde van God voor ons (Romeinen 8:31-39)?

Antworden

1. Wat is het resultaat van ons geloof in Jezus (Romeinen 4:22-5:11)?

Romeinen 4:22. Daarom ook is het hem tot gerechtigheid gerekend.

23. Nu is het niet alleen ter wille van hem geschreven dat het hem toegerekend is,

24. maar ook ter wille van ons, aan wie het zal worden toegerekend, aan ons namelijk die geloven in Hem Die Jezus, onze Heere, uit de doden opgewekt heeft,

25. Die om onze overtredingen is overgeleverd, en opgewekt om onze rechtvaardiging.

Romeinen 5:1 Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus.

2. Door Hem hebben wij ook de toegang verkregen door het geloof tot deze genade waarin wij staan, en wij roemen in de hoop op de heerlijkheid van God.

3. En dit niet alleen, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, omdat wij weten dat de verdrukking volharding teweegbrengt,

4. en de volharding ondervinding en de ondervinding hoop.

5. En de hoop beschaamt niet, omdat de liefde van God in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, Die ons gegeven is.

6. Want toen wij nog krachteloos waren, is Christus op de bestemde tijd voor goddelozen gestorven.

7. Want bij hoge uitzondering zal iemand voor een rechtvaardige sterven; hoogstens immers heeft iemand de moed om voor de goede mens te sterven.

8. God echter bevestigt Zijn liefde voor ons daarin dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren.

9. Veel meer dan zullen wij, nu wij gerechtvaardigd zijn door Zijn bloed, door Hem behouden worden van de toorn.

10. Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon, hoeveel te meer zullen wij, nu wij verzoend zijn, behouden worden door Zijn leven.

11. En dit niet alleen, maar wij roemen ook in God, door onze Heere Jezus Christus, door Wie wij nu de verzoening ontvangen hebben.

Paulus heeft in hoofdstuk 4 laten zien dat David en Abraham door hun geloof (in God) met Hem verzoend werden. Aan het einde van het hoofdstuk legt hij dat verder uit door ons geloof in God, zijn zoenoffer en opstanding.

Hierdoor hebben we vrede met God. We zullen nog steeds onze problemen in de wereld hebben, maar omdat we hebben gezien hoeveel Jezus (God) van ons houdt, kunnen we erop vertrouwen, dat we ondanks onze omstandigheden, een glorieuze toekomst met Hem zullen hebben.

Door ons geloof hebben we de Heilige Geest ontvangen die ons zal laten zien wat Christus voor ons heeft gedaan en ons zal helpen het vertrouwen te hebben dat we met God verzoend zijn. We kunnen er daarom op vertrouwen dat we de toorn van God niet zullen ervaren.

2. Hoe vergelijkt Paulus Adam en Christus (Romeinen 5:12-21)?

Romeinen 5:12 Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood, en zo de dood over alle mensen is gekomen, in wie allen gezondigd hebben.

13. Want totdat de wet er kwam, was er wel zonde in de wereld. Zonde wordt echter niet toegerekend als er geen wet is.

14. Toch heeft de dood geregeerd van Adam tot Mozes toe, ook over hen die niet gezondigd hadden met eenzelfde overtreding als Adam, die een voorbeeld is van Hem Die komen zou.

15. Maar het is met de genadegave niet zoals met de overtreding. Want als door de overtreding van de ene velen gestorven zijn, veel meer is de genade van God en de gave door de genade die er is door de ene mens Jezus Christus, overvloedig geweest over velen.

16. En het is met de gave niet zoals het was door de ene die zondigde. Want de veroordeling leidde ten gevolge van één overtreding wel tot verdoemenis, maar de genadegave bij vele overtredingen tot rechtvaardiging.

17. Want als door de overtreding van de ene de dood geregeerd heeft door de ene, veel meer zullen zij die de overvloed van de genade en van de gave van de gerechtigheid ontvangen, in het leven regeren door de Ene, namelijk Jezus Christus.

18. Zoals dus door één overtreding de veroordeling gekomen is over alle mensen tot verdoemenis, zo komt ook door één rechtvaardigheid de genade over alle mensen tot rechtvaardiging van het leven.

19. Want zoals door de ongehoorzaamheid van de ene mens velen als zondaars aangemerkt worden, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van de Ene velen als rechtvaardigen aangemerkt worden.

20. De wet echter kwam er nog bij opdat de overtreding zou toenemen, maar waar de zonde is toegenomen, daar is de genade meer dan overvloedig geweest,

21. opdat, evenals de zonde geregeerd heeft tot de dood, zo ook de genade zou regeren door gerechtigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus, onze Heere.

Paulus vergelijkt Jezus met Adam. Adam werd perfect door God geschapen, maar koos ervoor om te ongehoorzaam te zijn aan God. Door Zijn zonde kwam de dood in de wereld, de wereld werd vervloekt en alles begon te sterven en te vergaan, lichamelijk en geestelijk. Elk levend wezen dat na de zonde van Adam zou komen, zou onderhevig zijn aan dood en verval.

Jezus werd geboren uit een vrouw, onder de vloek die werd veroorzaakt door de zonde van Adam. Jezus was volmaakt en demonstreerde dit door Zijn totale gehoorzaamheid aan de Vader, zelfs onder extreem lijden aan het kruis. Alleen een volmaakt Lam was aanvaardbaar voor God als verzoening voor de zonde.

Door Jezus zijn offer van Zichzelf, het Volmaakte Lam, heeft Jezus ons met God verzoend en de vloek verbroken. Zij die in Hem geloven zullen met God verzoend worden, geestelijk volmaakt worden en wanneer we ons nieuwe lichaam ontvangen, ook fysiek volmaakt worden.

3. Wat leert Romeinen 6:1-14 ons over zonde?

Romeinen 6:1 Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade toeneemt?

2. Volstrekt niet! Hoe zullen wij, die met betrekking tot de zonde gestorven zijn, nog daarin leven?

3. Of weet u niet dat wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn, in Zijn dood gedoopt zijn?

4. Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen.

5. Want als wij met Hem één plant zijn geworden, gelijkgemaakt aan Hem in Zijn dood, dan zullen wij ook aan Hem gelijk zijn in Zijn opstanding.

6. Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen.

7. Want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde.

8. Als wij nu met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven.

9. Wij weten toch dat Christus, nu Hij is opgewekt uit de doden, niet meer sterft. De dood heerst niet meer over Hem.

10. Want wat Zijn sterven betreft, is Hij eens en voor altijd voor de zonde gestorven, en wat Zijn leven betreft, leeft Hij voor God.

11. Zo dient ook u uzelf te rekenen als dood voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus, onze Heere.

12. Laat de zonde dan niet in uw sterfelijk lichaam regeren om aan de begeerten daarvan te gehoorzamen.

13. En stel uw leden niet ter beschikking aan de zonde als wapens van ongerechtigheid, maar stel uzelf ter beschikking aan God, als mensen die uit de doden levend geworden zijn. En laat uw leden wapens van gerechtigheid zijn voor God.

14. Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade.

Paulus vertelt ons dat, ondanks het feit dat we met God verzoend zijn door ons geloof in Jezus en Zijn dood en opstanding, dat het is niet goed voor ons in onze zonden te blijven.

Ons geloof in Hem heeft tot gevolg dat al onze zonden worden vergeven, die uit het verleden, die van vandaag en die in de toekomst. Dit geeft ons echter niet het excuus om door te gaan met zondigen.

We ‘leven’ nog steeds in ons zondige lichaam en zullen nog steeds zondige verlangens ervaren. Paulus zegt ons niet toe te geven aan zonde maar ernaar te streven rechtvaardig te handelen. Later in hoofdstuk 7 zal hij uitleggen dat hij ook worstelt met zonde en hoe hij dit overwint (zie vraag 6).

4. Van wie zijn de christenen slaven, hoe is dat zichtbaar in ons leven (Romeinen 6:15-23)?

Romeinen 6:15 Wat dan? Zullen wij zondigen omdat wij niet onder de wet maar onder de genade zijn? Volstrekt niet!

16. Weet u niet dat aan wie u uzelf als slaaf ter beschikking stelt tot gehoorzaamheid, u slaaf bent van wie u gehoorzaamt: óf van de zonde, tot de dood, óf van de gehoorzaamheid, tot gerechtigheid?

17. Maar God zij dank: u was wel slaaf van de zonde, maar nu bent u van harte gehoorzaam geworden aan het voorbeeld van de leer waaraan u overgegeven bent.

18. En, vrijgemaakt van de zonde, bent u dienstbaar gemaakt aan de gerechtigheid.

19. Ik spreek op menselijke wijze vanwege de zwakheid van uw vlees. Want zoals u uw leden beschikbaar gesteld hebt ten dienste van de onreinheid en van de ene wetteloosheid tot de andere wetteloosheid, stel zo nu uw leden beschikbaar ten dienste van de gerechtigheid, tot heiliging.

20. Want toen u slaaf van de zonde was, was u vrij ten aanzien van de gerechtigheid.

21. Wat voor vrucht dan had u toen van de dingen waarover u zich nu schaamt? Immers, het einde daarvan is de dood.

22. Maar nu, van de zonde vrijgemaakt en aan God dienstbaar gemaakt, hebt u uw vrucht, die tot heiliging leidt, met als einde eeuwig leven.

23. Want het loon van de zonde is de dood, maar de genadegave van God is eeuwig leven, door Jezus Christus, onze Heere.

Christenen zijn (vrijwillig) slaven van God (uit liefde en dankbaarheid voor wat Hij voor ons heeft gedaan) Met andere woorden, we willen Hem volgen, we willen een van zijn discipelen zijn.

Voor wie we slaven zijn zal zichtbaar worden in ons leven. Dat zal blijken uit (wie we dienen en) de vruchten die we voortbrengen, uit onze acties en onze daden.

5. Wat leert Paulus over de wet in relatie tot zonde (Romeinen 7:1-12)?

Romeinen 7:1 Of, broeders, weet u niet – ik spreek immers tot mensen die de wet kennen – dat de wet over de mens heerst zolang hij leeft?

2. Want de gehuwde vrouw is door de wet gebonden aan de man zolang hij leeft. Als de man echter gestorven is, is zij ontslagen van de wet die haar aan de man bond.

3. Daarom dan, als zij de vrouw van een andere man wordt terwijl haar man leeft, zal zij een overspelige genoemd worden. Als haar man echter gestorven is, is zij vrij van de wet, zodat zij geen overspelige is als zij de vrouw van een andere man wordt.

4. Zo, mijn broeders, bent u ook door het lichaam van Christus gedood met betrekking tot de wet, opdat u aan een Ander zou toebehoren, namelijk aan Hem Die uit de doden opgewekt is, opdat wij vrucht zouden dragen voor God.

5. Want toen wij in het vlees waren, waren de hartstochten van de zonden, die geprikkeld worden door de wet, in onze leden werkzaam om vrucht te dragen voor de dood.

6. Maar nu zijn wij ontslagen van de wet, gestorven aan dat waaraan wij vastgebonden zaten, zodat wij in nieuwheid van Geest dienen, en niet in oudheid van letter.

7. Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen dan door de wet. Ik zou immers ook niet geweten hebben dat begeerte zonde was, als de wet niet zei: U zult niet begeren.

8. Maar de zonde heeft door het gebod een aanleiding gevonden en in mij allerlei begeerte teweeggebracht, want zonder de wet is de zonde dood.

9. Ik nu leefde voorheen zonder wet, maar toen het gebod kwam, is de zonde weer levend geworden. Ik echter ben gestorven.

10. En het gebod, dat tot leven had moeten leiden, bleek voor mij de dood te betekenen.

11. Want de zonde heeft door het gebod een aanleiding gevonden en mij misleid en daardoor gedood.

12. Zo is dan de wet heilig, en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed.

Paulus, spreekt hier tot de Joden die de wet kenden en legt hen uit dat ze de wet niet langer hoeven te volgen (om gered te worden)

Hij legt uit dat de wet in die zin goed is, dat ze is gegeven om ons bewust te maken van wat geschreven is en waar we ons aan kunnen toetsen wat goed en fout is. Onze zondige natuur wil dingen doen die tegen de wet zijn, tegen wat God wil dat we doen. De Wet laat ons de dingen zien, die in strijd zijn met wat God wil dat we doen.

De Wet laat ons ook zien wanneer onze zondige natuur (kwaadaardige verlangens, verkeerde gedachten) ons verleidt. Paulus legt uit dat hij ook last heeft van deze verleidingen.

6. Hoe worstelt Paulus met zonde en wat helpt hem in zijn strijd (Romeinen 7:13-25)?

Romeinen 7:13 Is dan het goede de oorzaak van mijn dood geworden? Volstrekt niet! Maar de zonde heeft – opdat zij als zonde zichtbaar zou worden – door het goede voor mij de dood teweeggebracht, opdat door het gebod de zonde uitermate zondig zou blijken te zijn.

14. Want wij weten dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde.

15. Wat ik namelijk teweegbreng, doorzie ik niet, want niet wat ik wil, dat doe ik, maar wat ik haat, dat doe ik.

16. En als ik dat doe wat ik niet wil, val ik de wet bij dat zij goed is.

17. Nu ben ik het echter niet meer die dit teweegbrengt, maar de zonde die in mij woont.

18. Want ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, niets goeds woont. Immers, het willen is er bij mij wel, maar het goede teweegbrengen, dat vind ik niet.

19. Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.

20. Als ik nu dat doe wat ik niet wil, breng ík dat niet meer teweeg, maar de zonde die in mij woont.

21. Ik ontdek dus deze wet in mij: dat, als ik het goede wil doen, het kwade dicht bij mij ligt.

22. Want naar de innerlijke mens verheug ik mij in de wet van God.

23. Maar in mijn leden zie ik een andere wet, die tegen de wet van mijn verstand strijd voert en mij tot gevangene maakt van de wet van de zonde, die in mijn leden is.

24. Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?

25. Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere.

26. Zo dien ik dan zelf wel met het verstand de wet van God, maar met het vlees de wet van de zonde.

Paulus zijn worsteling is, dat hij weet wat goed is. Hij kent de wet. Hij wil niet zondigen; hij wil goed doen. Hij erkent echter dat hij zondigt, dat hij dingen doet die tegen de wil van God zijn.

Paulus legt uit dat we vlees zijn, dat we een lichaam hebben, maar dat we ook geest zijn (een geest hebben) en dat die twee met elkaar in conflict zijn. Gelukkig hebben we als christenen ook de Heilige Geest in ons gekregen. Hij is het die onze geest helpt om goede keuzes te maken.

In de toekomst zullen we nieuwe perfecte lichamen hebben die vrij zullen zijn van zonde. Prijs de Heer Jezus Christus!

7. Waar heeft ons geloof ons van bevrijd en hoe leven we nu (Romeinen 8:1-11)?

Romeinen 8:1 Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.

2. Want de wet van de Geest van het leven in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet van de zonde en van de dood.

3. Want wat voor de wet onmogelijk was, krachteloos als zij was door het vlees, dat heeft God gedaan: Hij heeft Zijn eigen Zoon gezonden in een gedaante gelijk aan het zondige vlees en dat omwille van de zonde, en de zonde veroordeeld in het vlees,

4. opdat de rechtvaardige eis van de wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.

5. Immers, zij die naar het vlees zijn, bedenken de dingen van het vlees, maar zij die naar de Geest zijn, de dingen van de Geest.

6. Want het denken van het vlees is de dood, maar het denken van de Geest is leven en vrede.

7. Immers, het denken van het vlees is vijandschap tegen God. Het onderwerpt zich namelijk niet aan de wet van God, want het kan dat ook niet.

8. En zij die in het vlees zijn, kunnen God niet behagen.

9. Maar u bent niet in het vlees, maar in de Geest, wanneer althans de Geest van God in u woont. Maar als iemand de Geest van Christus niet heeft, die is niet van Hem.

10. Als Christus echter in u is, dan is het lichaam wel dood vanwege de zonde, maar de geest is leven vanwege de gerechtigheid.

11. En als de Geest van Hem Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zal Hij Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest, Die in u woont.

Het geloof heeft ons van de dood bevrijd. Ons lichaam is onderhevig aan zonde en zal sterven, maar geestelijk zijn we levend gemaakt. De Heilige Geest in ons, die we binnenlaten als we Christus in geloof aanvaarden, maakt onze geest levend en is een garantie dat we het eeuwige leven hebben.

We leven nu door de Geest die in ons woont. Met andere woorden, we volgen de Heilige Geest terwijl we ons (soms radicaal of) geleidelijk aan overgeven aan de leiding van de Heilige Geest.

Het resultaat hiervan zal zijn dat we zullen worden opgewekt uit de dood. Wanneer we worden opgewekt, krijgen we een nieuw lichaam dat niet meer zondigt of rebelleert en zullen we eeuwig leven hebben.

8. Wat doet de Heilige Geest in een gelovige voor de gelovige (Romeinen 8:12-30)?

Romeinen 8:12 Welnu, broeders, wij zijn aan het vlees niet verplicht om naar het vlees te leven.

13. Want als u naar het vlees leeft, zult u sterven. Als u echter door de Geest de daden van het lichaam doodt, zult u leven.

14. Immers, zovelen als er door de Geest van God geleid worden, die zijn kinderen van God.

15. Want u hebt niet de Geest van slavernij ontvangen, die opnieuw tot angst leidt, maar u hebt de Geest van aanneming tot kinderen ontvangen, door Wie wij roepen: Abba, Vader!

16. De Geest Zelf getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn.

17. En als wij kinderen zijn, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus; wanneer wij althans met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.

18. Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden.

19. Met reikhalzend verlangen immers verwacht de schepping het openbaar worden van de kinderen van God.

20. Want de schepping is aan de zinloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar door hem die haar daaraan onderworpen heeft,

21. in de hoop dat ook de schepping zelf zal bevrijd worden van de slavernij van het verderf om te komen tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God.

22. Want wij weten dat heel de schepping gezamenlijk zucht en gezamenlijk in barensnood verkeert tot nu toe.

23. En dat niet alleen, maar ook wijzelf, die de eerstelingen van de Geest hebben, ook wijzelf zuchten in onszelf, in de verwachting van de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing van ons lichaam.

24. Want in de hoop zijn wij zalig geworden. Hoop nu die gezien wordt, is geen hoop. Immers, wat iemand ziet, waarom zou hij dat nog hopen?

25. Maar als wij hopen wat wij niet zien, dan verwachten wij het met volharding.

26. En evenzo komt ook de Geest onze zwakheden te hulp, want wij weten niet wat wij bidden zullen zoals het behoort. De Geest Zelf echter pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.

27. En Hij Die de harten doorzoekt, weet wat het denken van de Geest is, omdat Hij naar de wil van God voor de heiligen pleit.

28. En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn.

29. Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders.

30. En hen die Hij er van tevoren toe bestemd heeft, die heeft Hij ook geroepen, en hen die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook gerechtvaardigd, en hen die Hij gerechtvaardigd heeft, die heeft Hij ook verheerlijkt.

De Heilige Geest helpt ons om de daden van het lichaam te doden. Het helpt ons de zondige natuur te overwinnen.

Paulus had zoveel vertrouwen, ondanks het lijden dat hij en andere gelovigen doormaakten, dat ons lichaam uiteindelijk verlost en verheerlijkt zal worden.

De Heilige Geest is ook bij ons als we zwak zijn, helpt ons door moeilijke tijden heen en pleit voor ons.

9. Welk vertrouwen kunnen we hebben in de liefde van God voor ons (Romeinen 8:31-39)?

Romeinen 8:31 Wat zullen wij dan over deze dingen zeggen? Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?

32. Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken?

33. Wie zal beschuldigingen inbrengen tegen de uitverkorenen van God? God is het Die rechtvaardigt.

34. Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is, ja wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook aan de rechterhand van God is, Die ook voor ons pleit.

35. Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard?

36. Zoals geschreven staat: Want omwille van U worden wij de hele dag gedood, wij worden beschouwd als slachtschapen.

37. Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem Die ons heeft liefgehad.

38. Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen,

39. noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere.

We kunnen vertrouwen hebben omdat God aan onze kant staat dat wat Hij heeft beloofd zal gebeuren. Jezus pleit voor ons. Hij heeft ons gerechtvaardigd. We kunnen er dus op vertrouwen dat niets ons zal scheiden van de liefde van God die in Christus Jezus, onze Heer, is!

Samenvatting

De christen is gered door het geloof in onze Heer Jezus Christus. We hebben de Heilige Geest gekregen als garantie voor onze redding. De Heilige Geest zal in ons leven blijven werken totdat we vervolmaakt zijn en ons nieuwe lichaam ontvangen. We kunnen erop vertrouwen dat niets ons kan scheiden van de liefde van Christus.