Daniël 9 (De grootste profetische passage)

Introductie

Daniël was een profeet in Juda, het zuidelijke koninkrijk. Hij leefde in een vergelijkbare bijbelse tijdsperiode als de profeet Ezechiël. Daniël werd na de eerste Babylonische invasie (605 v. Chr.) naar Babylon gebracht. De priester Ezechiël werd met nog 10.000 gevangenen naar Babylon gebracht (2 Koningen 24:11-18) na de tweede Babylonische invasie (597 v.Chr.). We lezen over het leven van Daniël in zijn eigen geschreven boek Daniël maar ook in Ezechiël 14:14, 20 en 28:3.

Het boek Daniël vermeldt gebeurtenissen in zijn leven, maar ook veel profetieën over toekomstige gebeurtenissen en toekomstige koninkrijken. Hoofdstuk 1 beschrijft de verovering van Jeruzalem door de Babyloniërs. Samen met vele anderen werden Daniël en zijn drie vrienden naar Babylon gedeporteerd en vanwege hun moed en de duidelijke zegeningen van God over hen, werden ze “gepromoveerd” in de dienst van de koning (Daniël 1:17-20).

In Daniël 2-4 lezen we dat Nebukadnezar een droom had die alleen Daniël correct kon uitleggen. Nebukadnezars droom van een groot standbeeld vertegenwoordigde de koninkrijken die in de toekomst zouden ontstaan. Nebukadnezar maakte een groot beeld van zichzelf en dwong iedereen het te aanbidden. Sadrach, Mesach en Abednego (de Babylonische namen van Daniël en zijn vrienden) weigerden en werden in een vurige oven gegooid. God spaarde hun leven op wonderbaarlijke wijze. God oordeelde Nebukadnezar vanwege zijn trots, maar werd later hersteld toen hij Gods soevereiniteit toegaf en erkende.

Daniël hoofdstuk 5 vermeldt dat de zoon van Nebukadnezar, Belsazar, de voorwerpen uit de tempel in Jeruzalem misbruikte. Als reactie daarop ontving hij een boodschap van God die op de muur werd geschreven. Alleen Daniël wist de betekenis. Het was een boodschap van oordeel over Belsazar.

Op een later moment wordt Daniël in de leeuwenkuil gegooid, omdat hij weigerde tot de keizer te bidden, Hij wordt opnieuw op wonderbaarlijke wijze gespaard. In hoofdstuk 7 geeft God, Daniël een visioen van vier beesten. De vier beesten vertegenwoordigden de koninkrijken van Babylon, Medo-Perzië, Griekenland en Rome.

De hoofdstukken 8-12 omschrijven o.a. een visioen met een ram, een geit en verschillende horens – deze verwijzen ook naar toekomstige koninkrijken en hun heersers. In Daniël hoofdstuk 9 lezen we Daniëls profetie over de „zeventig weken”. God gaf Daniël de precieze tijdlijn van wanneer de Messias zou komen en zou worden afgesneden. De profetie vermeldt ook een toekomstige heerser die een zevenjarig verbond met Israël zal sluiten en het na drie en een half jaar zal verbreken, kort daarna gevolgd door het grote oordeel en de voleinding van alle dingen. Na dit grote visioen wordt Daniël bezocht en gesterkt door een engel. De engel legt dit visioen in detail uit aan Daniël.

We concentreren ons in deze studie op Daniël hoofdstuk 9. Dit hoofdstuk is geschreven in 539 v.Chr. toen de Meden en Perzen het Babylonische rijk hadden veroverd. Dit hoofdstuk wordt bevestigd door Jezus en de toekomstige gebeurtenissen die zullen plaatsvinden, wanneer Hij naar dit hoofdstuk verwijst in Mattheüs 24:15.

Lees als groep Daniel 9; en Mattheüs 24:15.

Vragen

1. Hoe spreekt het Woord van God in dit stuk tot jou?

2. Welk voorbeeld geeft Daniël ons in de verzen 2 en 3? (Lees ook Jeremia 25:11-12; 29:10)

3. Hoe bidt Daniël? Wat is de focus van zijn gebed?

a. In vers 4

b. In de verzen 5-14

c. In vers 15

d. In de verzen 16-19

4. Hoe werd Daniëls gebed verhoord? (Lees ook Daniël 8:15-19)

5. Voor wie en waarvoor zijn zeventig weken vastgesteld? (Daniël 9:24)

6. Waar profeteert Daniël 9:25-26 over?

7. Wie is de ‘hij’ en wat begrijp je uit Daniël 9:27?

8. Wat zei Jezus over deze profetie van Daniël? (Mattheüs 24:15)

Antwoorden

1. Hoe spreekt het Woord van God in dit stuk tot jou?

Dit antwoord is persoonlijk. Neem de tijd om te horen hoe de Heilige Geest tot de groep spreekt.

2. Welk voorbeeld geeft Daniël ons in de verzen 2 en 3? (Lees ook Jeremia 25:11-12; 29:10)

Jeremia 25:11-12

Dan zal heel dit land worden tot een puinhoop, tot een verschrikking. Deze volken zullen de koning van Babel zeventig jaar dienen. 12. Maar het zal gebeuren wanneer de zeventig jaar voorbij zijn, dat Ik de koning van Babel en dat volk – spreekt de HEERE – hun ongerechtigheid zal vergelden, en ook het land van de Chaldeeën en Ik zal dat maken tot eeuwige woestenijen.

Daniël las de profeten. Hij bestudeerde de oude geschriften, net als wij!

(Deze profetie van Jeremia ging in vervulling na de heerschappij van Belsazar en de gebeurtenissen van Daniël hoofdstuk 5 met het schrift op de muur toen de Meden en Perzen de Babyloniërs overwonnen. Toen de zeventig jaar van ballingschap voorbij waren, liet de latere koning Cyrus van het Medo-Perzische rijk, de joden terugkeren naar hun eigen land).

Omdat Daniël begreep wat hij in Gods Woord had gelezen, wendde hij zich in gebed tot God voor de terugkeer van zijn volk. Zijn gebed ging gepaard met het aantrekken van zak en as en met vasten.

Het bestuderen van Gods Woord en bidden om vervulling van wat erin staat, is dan ook een goed voorbeeld om te volgen.

3. Hoe bidt Daniël? Wat is de focus van zijn gebed?

In

vers

4

Daniël begint zijn gebed met het uitspreken van zijn Aanbidding voor God.

Daniël 9:4 Ik bad tot de HEERE, mijn God, en deed belijdenis en zei: Och Heere, grote en ontzagwekkende God, Die Zich houdt aan het verbond en de goedertierenheid ten aanzien van hen die Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen,

In

ver

z

e

n

5-14

Hij vervolgt zijn gebed door zijn zonden en die van zijn volk te belijden

Hij onderzoekt zijn hart en zijn daden en die van Gods volk en belijdt ze openlijk aan zijn hemelse Vader. Hij begrijpt dat God rechtvaardig is in het straffen van Zijn volk, omdat ze tegen Zijn geboden en wetten zijn ingegaan. De mensen hebben dit over zichzelf gebracht en hebben zich niet van hun zonden bekeerd.

In

vers

15

Hij dankt God voor wat Hij in het verleden heeft gedaan. Namelijk dat God het volk redde van de Egyptenaren. Het redden van overheersende onderdrukkers is iets dat God eerder had gedaan voor het volk wanneer ze terugkeerden naar God.

In

ver

zen

16-19

Pas nu, aan het einde van zijn gebed, komt Daniël met zijn smeekbede (waar hij om vraagt).

Daniël gebruikt een structuur in zijn gebed die veel christenen tegenwoordig gebruiken in hun gebedsleven:

Aanbidding voor God,

Bekentenis van zonden,

Dankzegging voor God zegeningen

Smeekbede (of wat we willen dat God voor ons doet)

4. Hoe werd Daniëls gebed verhoord? (Lees ook Daniël 8:15-19)

Daniël 8:15 Het gebeurde, toen ik het visioen zag – ik, Daniël – dat ik het probeerde te begrijpen. En zie, er stond iemand voor mij met het uiterlijk als van een man.16. En ik hoorde een stem van een Mens tussen de oevers van de Ulai. Hij riep en zei: Gabriël, laat hem daar het visioen begrijpen!

17. Hij kwam naast de plaats staan waar ik stond. Toen hij kwam, werd ik door angst overvallen, en ik wierp me met het gezicht ter aarde. Toen zei hij tegen mij: Begrijp, mensenkind, dat het visioen betrekking heeft op de tijd van het einde.18. Terwijl hij met mij sprak, viel ik in een diepe slaap, met mijn gezicht op de grond. Toen raakte hij mij aan en liet mij opstaan op de plaats waar ik gestaan had.

Daniël had een aantal visioenen. Hij kreeg van God inzicht om visioenen van anderen te begrijpen en kreeg bezoek van hooggeplaatste engelen die hem op hun beurt boodschappen gaven of hem de betekenis van de visioenen uitlegden. De engel die in hoofdstuk 9 tot hem kwam, was dezelfde engel die in hoofdstuk 8 aan hem was verschenen, namelijk de aartsengel Gabriël. Dit is een van de zeven meest hooggeplaatste engelen die in verschillende visioenen/profetieën rond de troon van God worden afgebeeld. We kennen de naam van twee van deze engelen, Gabriël en Michaël.

Zodra Daniël begint te bidden, krijgt Gabriël het bevel om naar hem toe te gaan om hem de vaardigheid te geven om te begrijpen wat God voor zijn volk heeft gepland. Dit is meer dan waar hij voor bad, God laat hem zien dat hij meer in petto heeft voor Zijn volk.

5. Voor wie en waarvoor zijn zeventig weken vastgesteld? (Daniël 9:24)

Daniël 9:24 Zeventig weken zijn er bepaald over uw volk en uw heilige stad,

om de overtreding te beëindigen, de zonden te verzegelen, de ongerechtigheid te verzoenen,

om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen,

om visioen en profeet te verzegelen,

en om de Heiligheid van heiligheden te zalven.

Er zijn zeventig weken bepaald voor uw volk en voor uw heilige stad. Het woord “weken” is vertaald van het woord “heptad” in de oorspronkelijke tekst dat staat voor “een groep van zeven”, wat in dit geval beter kan worden vertaald als een groep van zeven jaar.

Er zijn zeventig weken bepaald voor uw volk. Voor Daniëls volk, de Joden en voor zijn heilige stad, Jeruzalem. De zeventig weken hebben dus betrekking op het Joodse volk en de stad Jeruzalem.

Wat gaat er in deze zeventig weken gebeuren?

Om de overtreding te beëindigen, om een ​​einde te maken aan de zonden: Met andere woorden, na deze zeventig weken zal er een einde komen aan de zonde.

Om verzoening te maken voor ongerechtigheid: Voor het volk van Daniël, de Joden om met God te verzoenen voor hun ongerechtigheden. Dit profeteerde over het verzoenende offer van Jezus.

Om eeuwige gerechtigheid binnen te brengen: Dat dit offer van Jezus het volk van Daniël voor altijd rechtvaardig zal maken voor God.

Om visie en profetie te verzegelen: Na de zeventig jaar zullen er geen visioenen en profetieën meer zijn.

Om het Heilige der Heiligen te zalven: Na de zeventig jaar zal er een zalving van het Heilige zijn. God-Messias zal met Zijn aanwezigheid de heilige plaats in Jeruzalem “zalven” of heiligen (waarschijnlijk aan het einde van de verdrukkingsperiode, na de vervuiling door de antichrist).

6. Waar profeteert Daniël 9:25-26 over?

Daniël 9:25 U moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken.

Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden.

26. Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn.

Een volk van een vorst, een volk dat komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten.

Het einde ervan zal zijn in de overstromende vloed en tot het einde toe zal er oorlog zijn, verwoestingen waartoe vast besloten is.

Zoals we in het antwoord op vraag 5 zeiden, is het woord “weken” vertaald als een groep van zeven jaar.

Vers 25 & 26 profeteren over een periode van 69 x 7 jaar, d.w.z. 483 jaar.

Het jaar in de Joodse kalender is een periode van twaalf maanden van dertig dagen. dat wil zeggen, een Joods jaar is 360 dagen.

Als we kijken naar de datum (14 maart 445 v. Chr.) toen het bevel werd gegeven door de toenmalige koning van het Medo-Perzische rijk, koning Artaxerxes (Omschreven in Nehemia 2) om Jeruzalem te herbouwen, tot de triomfantelijke intocht in Jeruzalem door Jezus (6 april, 32AD door meerdere historici berekend) kunnen we zien dat er 69 x 7 x 360 dagen waren. (173.880 dagen)

In vers 25 werd geprofeteerd dat Jeruzalem zou worden herbouwd, wat gebeurde in de tijd van Nehemia, en dat de Messias 483 jaar later zou komen, wat ook weer precies gebeurde zoals geprofeteerd, met de intocht van Jezus op een veulen in Jeruzalem.

In vers 26 werd geprofeteerd dat de Messias zou worden afgesneden, met andere woorden, dat hij zou worden gedood, “niet voor Zichzelf”, maar dat Hij voor ons zou worden gedood, dat Hij zou sterven voor onze zonden.

Ook dit vers is een profetie over de verwoesting van Jeruzalem en van de Tempel welke plaatsvond in 70AD. Wij weten welk volk Jeruzalem en de Tempel hebben vernietigd: het Romeinse Rijk. Wat er ook staat, is dat dit het volk zal zijn van waaruit de prins zal komen (de antichrist). Dit geeft ons dus tevens inzicht in waar de antichrist vandaan zal komen: het Romeinse Rijk.

Aan het einde van dit vers staat een verwijzing naar het “einde” en dat het zal komen als een vloed. Dit kan een verwijzing zijn naar een groot binnenvallend leger of iets dat plotseling gebeurt (of beide).

en dat voor het einde van de oorlog verwoestingen worden bepaald: We weten uit het boek Openbaring dat er in de eindtijd veel gebeurtenissen zullen zijn (de zegels, bazuinen en schalen) die veel verwoesting zullen veroorzaken.

Deze profetie zou kunnen verwijzen naar de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Christus, maar het is waarschijnlijker dat dit verwijst naar de periode van de verdrukking en de tijd die daaraan voorafgaat.

7. Wie is de ‘hij’ en wat begrijp je uit Daniël 9:27?

Daniël 9:27 Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang.

Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden.

Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste.

De ‘hij’ in vers 27 verwijst terug naar de ‘prins’ die komen gaat. Dit verwijst naar de antichrist.

Hij zal een verbond (of verdrag) met velen voor een week bevestigen. Dit is de laatste periode van zeven jaar die we missen in de zeventig.

Echter midden in deze periode. d.w.z. na 3 en een half jaar, zal hij een einde maken aan het offeren en offeren. Dit lijkt erop te wijzen dat er weer een tempel in Jeruzalem zal zijn, aangezien dit de plaats is waar de Joden hun offers en offers brachten.

Er zal een gruwel worden opgericht die verwoestingen zal veroorzaken. Zeer waarschijnlijk zal dit de uitstorting van Gods toorn veroorzaken. (De uitstorting van Gods toorn vindt plaats na de opening van het zesde zegel in het boek Openbaring)

Openbaring 6:12 En ik zag toen het Lam het zesde zegel geopend had, en zie, er kwam een grote aardbeving, en de zon werd zwart als een haren zak, en de maan werd als bloed,

13. en de sterren van de hemel vielen op de aarde, zoals een vijgenboom zijn onrijpe vijgen afwerpt als hij door een harde wind wordt geschud.

14. En de hemel week terug als een boekrol die wordt opgerold. En alle bergen en alle eilanden werden van hun plaats gerukt.

15. En de koningen van de aarde, de groten, de rijken, de oversten over duizend, de machtigen en alle slaven en vrije mensen verborgen zich in de grotten en tussen de rotsen in de bergen.

16. En zij zeiden tegen de bergen en de rotsen: Val op ons en verberg ons voor het aangezicht van Hem Die op de troon zit, en voor de toorn van het Lam.

17. Want de grote dag van Zijn toorn is aangebroken en wie kan dan staande blijven?

8. Wat zei Jezus over deze profetie van Daniël? (Mattheüs 24:15)

Mattheüs 24:15 Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarover gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats – laat hij die het leest, daarop letten! 16 laten dan zij die in Judea zijn, vluchten naar de bergen.

We zien dat Jezus verwijst naar het boek Daniël. Bevestigend dat deze profeet van God heeft geprofeteerd. Jezus spreekt specifiek over de gruwel die verwoesting veroorzaakt. Hij gaat verder om te bevestigen dat dit in het Heilige zal staan. dat wil zeggen, staande in de tempel. We kunnen hieruit duidelijk begrijpen dat er tijdens de verdrukkingsperiode een tempel in Jeruzalem zal zijn.

Uit hoofdstuk 24 vers 16 zien we dat dit een tijd is om weg te gaan uit Jeruzalem en te ontsnappen aan wat er gaat gebeuren. We lezen in Daniël hoofdstuk 11 een verdere verwijzing naar deze eindtijdgebeurtenissen, verwijzend naar de koning van het noorden en hij die de offeranden stopte en deze vervangt door een gruwel die verwoesting veroorzaakt.

Daniël 11:29 Op de vastgestelde tijd zal hij terugkeren en tegen het zuiden oprukken, maar het zal niet zijn zoals de eerste of zoals de laatste keer. 30. Er zullen schepen van de Kittiërs (van de landen uit het Westen) tegen hem komen en hij zal terugschrikken. Hij zal terugkeren en toornen tegen het heilige verbond en hij zal zijn eigen wil ten uitvoer brengen. Hij zal, terwijl hij terugkeert, op hen letten die het heilige verbond verlaten. 31 Dan zullen er uit hem krachtige armen voortkomen. Die zullen het heiligdom en de vesting ontheiligen en het steeds terugkerende offer wegnemen en de verwoestende gruwel opstellen.

We lezen in 2 Thessalonicenzen 2:3-4 dat de mens der wetteloosheid (de antichrist) in de tempel zal zitten en zal beweren God te zijn.

3. Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is,

4. de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet.

Christenen kunnen moed putten en getroost worden door de woorden van Paulus (1 Thessalonicenzen 5:1-11) en van Jezus die Hij tot Johannes profeteerde in het boek Openbaring (Openbaring 3:10). Dat christen niet zullen worden onderworpen aan de toorn van God. (Voor aanvullende teksten over de Opname van de Kerk – zie aanvullende opmerkingen hieronder)

1 Thessalonicenzen 5:1 Maar wat de tijden en de gelegenheden betreft, broeders, is het voor u niet nodig dat men u schrijft. 2. Want u weet zelf heel goed dat de dag van de Heere komt als een dief in de nacht.

3. Want wanneer zij zullen zeggen: Er is vrede en veiligheid, dan zal een onverwacht verderf hun overkomen, zoals de barensweeën een zwangere vrouw, en zij zullen het beslist niet ontvluchten. 4. Maar u, broeders, bent niet in duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen. 5. U bent allen kinderen van het licht en kinderen van de dag. Wij zijn niet van de nacht en ook niet van de duisternis.

6. Laten wij dan niet, evenals de anderen, slapen, maar laten wij waakzaam en nuchter zijn. 7. Want zij die slapen, slapen ‘s nachts en zij die dronken zijn, zijn ‘s nachts dronken. 8. Maar laten wij, die van de dag zijn, nuchter zijn, bekleed met het borstharnas van geloof en liefde, en met de hoop op de zaligheid als helm. 9. Want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid, door onze Heere Jezus Christus, 10. Die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, samen met Hem zouden leven. 11. Bemoedig elkaar daarom, en bouw de één de ander op, zoals u trouwens al doet.

Openbaring 3:10 Omdat u het woord van Mijn volharding hebt bewaard, zal Ik ook u bewaren voor het uur van de verzoeking, die over heel de wereld komen zal, om hen die op de aarde wonen te verzoeken.

Samenvatting

De profetieën in Daniël 9 zijn heel specifiek en een aantal ervan heeft al plaatsgevonden. Dit kan ons vertrouwen geven in de profetieën over de eindtijd die nog niet zijn vervuld. Jezus Zelf citeerde de profeet Daniël tijdens Zijn preek over de laatste dagen en bevestigen dat deze tekst waar is en dat deze profetieën over de laatste dagen gaan. We kunnen er daarom op vertrouwen dat er een laatste periode van zeven jaar zal zijn voor Daniëls volk, de Joden en voor Jeruzalem. Dat er opnieuw een Tempel zal worden gebouwd in Jeruzalem, waar opnieuw offers zullen worden gebracht door de Joodse priesters. We weten ook dat een antichrist op de voorgrond zal komen, een koning van het noorden, uit de overblijfselen van het oude Romeinse rijk. Hij zal eerst een verdrag sluiten met het Joodse volk, maar na drie en een half jaar zal hij de dagelijkse offers afschaffen en een gruwel in de Tempel opzetten die verwoesting zal veroorzaken. Voor de Joden zal dit de tijd zijn om Jeruzalem snel te verlaten.

Toepassingen

We kunnen in dit geval in het bijzonder vertrouwen hebben in de profetieën van de Bijbel en het boek Daniël. Het bestuderen van de profetische boeken van de Bijbel zal je een beter begrip geven van de tekenen die ons laten zien dat de wederkomst van Christus dichterbij komt.

Wanneer we zien dat deze dingen beginnen te gebeuren, kan dit ons een extra impuls geven om mensen te waarschuwen dat de tijd nabij is.

Extra Opmerkingen

Het boek Daniël is geschreven in de tijd van de ballingschap van het koninkrijk Juda in Babylon.

De Opname van de Kerk, de onthulling van de mens der wetteloosheid

1 Thessalonicenzen 4:13 Maar ik wil niet, broeders, dat u onwetend bent ten aanzien van hen die ontslapen zijn, opdat u niet bedroefd bent zoals ook de anderen, die geen hoop hebben.

14. Want als wij geloven dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal ook God op dezelfde wijze hen die in Jezus ontslapen zijn, terugbrengen met Hem.

15. Want dit zeggen wij u met een woord van de Heere, dat wij die levend zullen overblijven tot de komst van de Heere, de ontslapenen beslist niet zullen voorgaan.

16. Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan.

17. Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht. En zo zullen wij altijd bij de Heere zijn.

18. Zo dan, troost elkaar met deze woorden.

1 Korinthe 15:52 in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin. Immers, de bazuin zal klinken en de doden zullen als onvergankelijke mensen opgewekt worden, en ook wij zullen veranderd worden.

2 Thessalonicenzen 2:1 En wij vragen u dringend, broeders, met betrekking tot de komst van onze Heere Jezus Christus en onze vereniging met Hem, 2. dat u niet snel aan het wankelen wordt gebracht of verschrikt, niet door een uiting van de geest, niet door een woord, en ook niet door een brief die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag van Christus al aangebroken zou zijn.

3. Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is,

4. de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet.