Psalm 19 (“Gods universele boodschap in zijn wereld en in zijn woord”)

Introductie

Psalm 19, valt onder de “Dankzegging Psalmen”. Deze psalm is geschreven door koning David rond 1000 voor Christus. Het begint met mooie, algemeen openbarende uitleg, dat het onthullende resultaat van de schepping, te danken is aan hoe God het heeft geschapen. Het eindigt met een verzoek dat God blij zal zijn met de overleggingen van Davids hart. De schepping openbaart de heerlijkheid van God, verklaart de werken van Zijn handen en doet dit alles zonder woorden. De Bijbelse God heeft het universum en alles wat het bevat, op zo’n manier geschapen dat het Hem voortdurend verheerlijkt door gebeurtenissen zoals het opkomen en ondergaan van de zon. Zoals Romeinen 1 zegt: “Omdat wat er over God bekend is, voor hen duidelijk is, omdat God het hun duidelijk heeft gemaakt. Want sinds de schepping van de wereld zijn Gods onzichtbare eigenschappen – zijn eeuwige kracht en goddelijke natuur – duidelijk gezien, begrepen vanuit wat gemaakt is, zodat mensen geen excuus hebben.”

Gods scheppende rol geeft Hem rechtmatig alle autoriteit, aangezien alle dingen van Hem zijn (zoals we lezen in Job hoofdstuk 38-41). Met dit gezag gaf God wetten en instructies aan Zijn volk in het Verbond van Moses, waarnaar David in de verzen 7-11 verwijst. David beschrijft de wetten als perfect of compleet, de wetten als zeker, de instructies van de Heer als juist, de geboden van de Heer als zuiver en de oordelen als waar, rechtvaardig en wenselijk. Let bij het beschrijven van deze verschillende aspecten van de wet van God op de synonieme aard van zijn concepten. Elk werkt door een van de aspecten die David heeft in relatie met de wet en met God.

Lees als groep Psalm 19

Beantwoord de volgende vragen individueel. Vraag God om u te helpen de boodschap die Hij voor je heeft door Zijn Woord te begrijpen. Als je alle vragen hebt beantwoord, gaan we samen de antwoorden doornemen.

Vragen

1. Wat zeggen de verzen 2 & 3 over het getuigenis van de schepping? (vergelijk dit met Romeinen 1:19-20)

2. Wat zeggen de verzen 4-7 over wie aan deze waarheid is blootgesteld?

3. Hoe beschrijft David Gods wet en Zijn getuigenis in vers 8 ?(vergelijk dit met Jakobus 1:21)

4. Hoe beschrijft David Gods inzettingen en geboden (vers 9)?

5. Hoe beschrijft David onze relatie met God en Zijn oordelen? (vers 10). Vergelijk dit met Spreuken 9:10; Deuteronomium 2:25; Jozua 24:14 en Jesaja 6:5

6. Hoe kostbaar is het Woord van de Heer voor David?

7. Welke verzoeken doet David aan God?

8. David verbindt de mond en het hart in vers 15. Hoe overdenken we op een acceptabele manier? (Zie ook Lukas 6:45)

9. Vergelijk de boodschap van deze Psalm met enkele leringen van de apostel Paulus. (Zie Romeinen 12:2; Kolossenzen 1:9-10; en Timotheus 2 3:16-17)

Antwoorden

Wat zeggen de verzen 2 & 3 over het getuigenis van de schepping (vergelijk dit met Romeinen 1:19-20)?

Psalm 19:2 De hemel vertelt Gods eer, het gewelf verkondigt het werk van Zijn handen.

3 Dag op dag spreekt overvloedig, nacht op nacht geeft kennis door.

Romeinen 1:19 omdat wat van God gekend kan worden, hun bekend is. God Zelf heeft het hun immers geopenbaard. 20 Want de dingen van Hem die onzichtbaar zijn, worden sinds de schepping van de wereld uit Zijn werken gekend en doorzien, namelijk én Zijn eeuwige kracht én Zijn Goddelijkheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn.

God zegt dat de schepping over hem getuigt. De hemelen verkondigen Zijn heerlijkheid. Wie dit niet kan zien, moet blind zijn. (Of zijn verblind door …..wetenschap en de evolutietheorie)

Wat zeggen de verzen 4-7 over wie aan deze waarheid is blootgesteld?

Psalm 19:5 Hun richtlijn gaat uit over heel de aarde, hun boodschap tot aan het einde van de wereld. Hij heeft daar een tent opgezet voor de zon.

6 En die is als een bruidegom, die zijn slaapkamer uit gaat; hij is vrolijk als een held om snel het pad te lopen.

7 Aan het ene einde van de hemel is zijn opgang, zijn omloop is tot het andere einde; niets is verborgen voor zijn gloed.

God zegt dat iedereen, overal (Psalm 19:5) is blootgesteld aan Zijn waarheid.

Hoe beschrijft David Gods wet en Zijn getuigenis in vers 8 (vergelijk dit met Jakobus 1:21)?

Psalm 19:8 De wet van de HEERE is volmaakt, zij bekeert de ziel;

de getuigenis van de HEERE is betrouwbaar, zij geeft de eenvoudige wijsheid.

Zijn volmaakte wet herstelt – Het Woord van God is zelf de goddelijke Leraar – De wet van de Heer is volmaakt en bekeert de ziel. Het is Gods waarheid die mensen totaal verandert.

Het Woord van God is de Goddelijke Getuige. Het getuigenis van de Heer is zeker, het maakt de eenvoudige wijs. Gods getuigenis is absoluut betrouwbaar.

Jakobus 1:21 Leg daarom af alle vuilheid en elke uitwas van slechtheid en ontvang met zachtmoedigheid het in u geplante Woord, dat uw zielen zalig kan maken.

(English translation: And receive with meekness the implanted Word which is able to save your souls)

De “Volmaakte Wet van de Heer” of het “geplante Woord” beschreven in Psalm 19 en in Jakobus 1:21 heeft de macht om onze zielen te redden.

Opmerking: in Jakobus 1:21 het Woord is geschreven met een hoofdletter.

Hoe beschrijft David Gods inzettingen en geboden (vers 9)?

Psalm 19:9 De bevelen van de HEERE zijn recht, zij verblijden het hart;

het gebod van de HEERE is zuiver, het verlicht de ogen.

Het Woord van God is de Goddelijke Leiding (geeft volmaakte vreugde), de statuten zijn juist. Ze geven aanwijzingen naar de enige “veilige plek in het universum” (naar het eeuwige leven).

De geboden (Zijn Goddelijke verordeningen) zijn zuiver. Deze openen of verlichten de ogen. Gods geboden geven een duidelijk beeld/portret van Gods vaststaande wetten.

Hoe beschrijft David onze relatie met God en Zijn oordelen (vers 10).

Vergelijk dit met Spreuken 9:10; Deuteronomium 2:25; Jozua 24:14 en Jesaja 6:5?

Psalm 19:10 De vreze des HEEREN is rein, zij houdt voor eeuwig stand;

de bepalingen van de HEERE zijn waarachtig, met elkaar zijn zij rechtvaardig.

De ”vreze des Heren” is rein en duurt eeuwig. Dit is God vrezen: liefdevol erkennen dat ik door mijn acties weet dat God me ziet en naar me kijkt. Eerbied hebben voor Hem.

De oordelen van de Heer zijn stuk voor stuk waar en rechtvaardig. Gods oordeel heeft het laatste Woord over alles.

Wat is de vreze des Heren zoals beschreven in de Schriften?

Spreuken 9:10 Het beginsel van wijsheid is de vreze des HEEREN en de kennis van de heiligen is inzicht.

Deuteronomium 2:25 Op deze dag zal Ik beginnen de volken onder heel de hemel angst en vrees voor u te geven. Zij zullen geruchten over u horen en voor u sidderen en beven.

Jozua 24:14 Nu dan, vrees de HEERE, dien Hem in oprechtheid en trouw, doe de goden weg die uw vaderen gediend hebben aan de overzijde van de rivier en in Egypte, en dien de HEERE.

Jesaja 6:5 Toen zei ik: Wee mij, want ik verga! Ik ben immers een man met onreine lippen en woon te midden van een volk met onreine lippen.

Mijn ogen hebben namelijk de Koning, de HEERE van de legermachten, gezien.

Spreuken 9:10 zegt: “De vreze des Heren is het begin van wijsheid, en kennis van de Heilige is inzicht.” In wezen leert dit vers dat de vrees voor God fundamenteel is voor ware wijsheid; alle andere vormen van leren zijn waardeloos, tenzij gebaseerd op kennis van de Heer Zelf. Veel andere passages spreken over de vreze des Heren (bijv. Psalm 111:10; Spreuken 1:7; 14:27; 15:33). Voordat we kunnen begrijpen hoe de vreze des Heren tot wijsheid leidt, moeten we definiëren wat de Bijbel in deze context met ‘vrees’ bedoelt.

In de Bijbel kan het woord dat met „vrees” is vertaald, verschillende dingen betekenen. Het kan verwijzen naar de angst die iemand voelt in een angstaanjagende situatie (Deuteronomium 2:25). Het kan “respect” betekenen in de manier waarop een dienaar zijn meester vreest en hem trouw dient (Jozua 24:14). Vrees kan ook duiden op de eerbied of het ontzag dat een persoon voelt in de aanwezigheid van grootheid (Jesaja 6:5). De vreze des Heren is een combinatie van dit alles.

Hoe kostbaar is het Woord van de Heer voor David?

Psalm 19:11 Zij zijn begerenswaardiger dan goud, ja, dan veel zuiver goud; en zoeter dan honing en honingzeem uit de raat. 12 Ook wordt Uw dienaar daardoor gewaarschuwd,

in het houden ervan ligt groot loon.

Het Woord van de Heer betekent meer voor David dan aardse schatten, meer dan de rijkdommen van de wereld. Meer dan goud, meer dan veel fijn goud. David had al deze rijkdommen, maar hij zag de ware waarde van het Woord.

Welke verzoeken doet David aan God?

David doet twee verzoeken aan God: 1) dat God hem zijn verborgen fouten zou vergeven, en 2) dat God hem zou behoeden voor zonden die voortkomen uit arrogantie en trots. Hij sluit daarna af met het verzoek dat de overpeinzingen van zijn hart en de woorden van zijn mond de Heer welgevallig zouden zijn. David lijkt een laatste verzoek te doen met betrekking tot zijn eerdere claims. In wezen zegt hij: “Laat de dingen die ik eerder heb overdacht en die in deze Psalm zijn genoemd, u alstublieft behagen, Heer.”

David verbindt de mond en het hart in vers 15. Hoe

overdenken

we op een acceptabele manier?

(Zie ook Lukas 6:45)

Psalm 19:15 Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart

welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser!

Lukas 6:45 De goede mens brengt het goede voort uit de goede schat van zijn hart, en de slechte mens brengt het slechte voort uit de slechte schat van zijn hart, want uit de overvloed van het hart spreekt zijn mond.

Jezus legt een verband tussen de woorden van de mond en de meditatie van het hart. Hij leerde: ‘Een goed mens haalt goede dingen uit het goede dat in zijn hart is opgeslagen, en een slecht mens haalt slechte dingen uit het kwaad dat in zijn hart is opgeslagen. Want de mond spreekt waar het hart vol van is” (Lukas 6:45; vgl. Mattheüs 12:34). Op dezelfde manier verbindt David de mond en het hart. Onze woorden en ons denken zijn verwant. Beide zouden de Heer moeten behagen.

Het idee van ‘mediteren’ of overdenken in de Schrift wijst erop dat de geest wordt gevuld met gedachten aan iets of iemand. De geest leegmaken, zoals sommigen misschien denken over meditatie, is niet het Bijbelse principe. In Psalm 63 bijvoorbeeld, vergelijkt David het idee van denken en mediteren (Psalm 63:7).

Psalm 63:7 Wanneer ik aan U denk op mijn bed, over U peins in nachtwaken –

Wat David in Psalm 19 presenteert, is een verlangen dat God tevreden is met Davids denken en, op zijn beurt, zijn spreken.

Vergelijk de boodschap van deze Psalm met enkele leringen van de apostel Paulus.

(

Zie

 

Romeinen

12:2;

Kolossenzen

1:9-10;

en

 

Timoteüs

2 3:16-17)

Romeinen 12:2 En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.

Kolossenzen 1:9 Daarom houden ook wij niet op, vanaf de dag dat wij het gehoord hebben, voor u te bidden en te smeken dat u vervuld mag worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, 10 zodat u wandelt op een wijze de Heere waardig, Hem in alles behaagt, in elk goed werk vrucht draagt en groeit in de kennis van God,

2 Timotheüs 3:16 Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, 17 opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust.

In Psalm 19:8 vertelt David dat God’s Woord de kracht heeft om een persoon te veranderen en te bekeren.

Paulus noemt het idee om God te behagen meerdere keren in zijn schrijven. In Romeinen 12:2 laat Paulus zien dat de vernieuwing van de geest van cruciaal belang is voor een persoonlijke verandering en het begrijpen van Gods wil, die goed, aangenaam en volmaakt is. Hij herhaalt dit idee in Colossenzen 1:9-10 terwijl hij bidt dat de Colossenzen vervuld zullen worden met de kennis van Gods wil, zodat ze daarna kunnen doen wat God behaagt. Hij vertelt Timotheüs ook dat de Schrift door God is ingegeven (door Zijn adem) en nuttig is, waardoor de man van God is toegerust om elk goed werk te doen (2 Timotheüs 3:16–17). Voor deze goede werken zijn christenen opnieuw in Christus herboren. Zij zijn door God voorbestemd om deze te voltooien. (Efeziërs 2:10).

De geest moet gevuld zijn met datgene wat God behaagt, zodat de mond en andere lichaamsdelen die nodig zijn voor actie, ook kunnen doen wat God behaagt.

Samenvatting

De schepping openbaart de heerlijkheid van God, verklaart de werken van Zijn handen en doet dit alles zonder woorden. De “Volmaakte Wet van de Heer” die in deze Psalm wordt beschreven, heeft de kracht om ons te bekeren en zo onze ziel te redden.

Toepassingen in het dagelijks leven

Zoals David aan het einde van Psalm 19 stelt, moeten we ernaar verlangen dat onze gedachten of overdenkingen God behagen. We kunnen aangename gedachten zeker stellen door onze geest te vullen met De Waarheid van de Bijbel en dat zal leiden tot woorden en daden die Hem behagen.

Aanvullende extra informatie voor verder onderzoek.

Eerst wordt dit in het Engels gepresenteerd en daarna in het Nederlands vertaald.

Jesus is described as the Word made flesh in John 1:1-18.

In the beginning was the Word, and the Word was with God, and the Word was God. He was in the beginning with God. All things were made through Him, and without Him nothing was made that was made. In Him was life, and the life was the light of men. And the light shines in the darkness, and the darkness did not comprehend it.

There was a man sent from God, whose name was John. This man came for a witness, to bear witness of the Light, that all through him might believe. He was not that Light, but was sent to bear witness of that Light. That was the true Light which gives light to every man coming into the world.

10 He was in the world, and the world was made through Him, and the world did not know Him. 11 He came to His own and His own did not receive Him. 12 But as many as received Him, to them He gave the right to become children of God, to those who believe in His name: 13 who were born, not of blood, nor of the will of the flesh, nor of the will of man, but of God.

The Word Becomes Flesh

14 And the Word became flesh and dwelt among us, and we beheld His glory, the glory as of the only begotten of the Father, full of grace and truth.

15 John bore witness of Him and cried out, saying, “This was He of whom I said, ‘He who comes after me [f]is preferred before me, for He was before me.’ ”

16 [g]And of His fullness we have all received, and grace for grace. 17 For the law was given through Moses, but grace and truth came through Jesus Christ. 18 No one has seen God at any time. The only begotten [h]Son, who is in the bosom of the Father, He has declared Him.

The Word of God is described in other parts of scripture as:

The Guiding Word (Joshua 1:8)

.

This Book of the Law shall not depart from your mouth, but you[c] shall meditate in it day and night, that you may observe to do according to all that is written in it. For then you will make your way prosperous, and then you will have good success. 

The Transforming Word (Jeremiah 15:16)

Your words were found, and I ate them, And Your word was to me the joy and rejoicing of my heart;

For I am called by Your name, O Lord God of hosts.

Encouraging Word (Psalm 119:25)

25 My soul clings to the dust; Revive me according to Your word.

Filling Word (

Colossians 3:16-17)

16 Let the word of Christ dwell in you richly in all wisdom, teaching and admonishing one another in psalms and hymns and spiritual songs, singing with grace in your hearts to the Lord. 17 And whatever you do in word or deed, do all in the name of the Lord Jesus, giving thanks to God the Father through Him.

Cleansing Word (Hebrews 9:14)

14 how much more shall the blood of Christ, who through the eternal Spirit offered Himself without [f]spot to God, cleanse your conscience from dead works to serve the living God?

Assuring Word (Hebrews 10:22)

22 let us draw near with a true heart in full assurance of faith, having our hearts sprinkled from an evil conscience and our bodies washed with pure water.

Jezus wordt beschreven als het vleesgeworden Woord in Johannes 1:1-18.

1 In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. 2 Hij was in het begin bij God. 3 Alle dingen zijn door Hem gemaakt, en zonder Hem is niets gemaakt dat gemaakt is. 4 In Hem was leven, en het leven was het licht van de mensen. 5 En het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen.

6 Er was een door God gezonden man, wiens naam Johannes was. 7 Deze man kwam voor een getuige, om te getuigen van het licht, opdat allen door hem heen zouden geloven. 8 Hij was niet dat Licht, maar werd gezonden om van dat Licht te getuigen. 9 Dat was het ware Licht dat licht geeft aan ieder mens die in de wereld komt.

10 Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt, en de wereld kende Hem niet. 11 Hij kwam tot de Zijnen en de Zijnen ontvingen Hem niet. 12 Maar zovelen als Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij het recht gegeven om kinderen van God te worden, aan hen die in zijn naam geloven: 13 die niet uit bloed zijn geboren, noch uit de wil van het vlees, noch uit de wil van mens, maar van God.

Het Woord wordt vlees

14 En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond, en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, de heerlijkheid als van de eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid.

15 Johannes getuigde van Hem en riep uit: “Dit was Hij van wie ik zei: ‘Hij die na mij komt, heeft de voorkeur boven mij, want Hij was vóór mij.'”

16 En van Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, en genade voor genade. 17 Want de wet is door Mozes gegeven, maar genade en waarheid zijn door Jezus Christus gekomen. 18 Niemand heeft ooit God gezien. De eniggeboren [h]Zoon, die aan de boezem van de Vader is, heeft Hem verklaard.

Het Woord van God wordt in andere delen van de Schrift beschreven als:

1. Het leidende woord (Jozua 1:8).

8 Dit wetboek zal uit uw mond niet wijken, maar u [c] zult er dag en nacht in mediteren, opdat u in acht neemt te doen naar alles wat erin geschreven staat. Want dan zul je je weg voorspoedig maken, en dan zul je veel succes hebben.

2. Het transformerende woord (Jeremia 15:16)

16. Uw woorden werden gevonden, en ik at ze op, en Uw woord was voor mij de vreugde en verheuging van mijn hart;

Want ik ben bij Uw naam genoemd, o Here God der heerscharen.

3. Bemoedigend woord (Psalm 119:25)

25 Mijn ziel klampt zich vast aan het stof; Breng mij tot leven volgens Uw woord.

4. Vervullend woord (Colossenzen 3:16-17)

16 Laat het woord van Christus rijkelijk in u wonen in alle wijsheid, elkaar onderwijzend en terechtwijzend in psalmen en hymnen en geestelijke liederen, zingend met genade in uw hart voor de Heer. 17 En wat u ook doet in woord of daad, doe alles in de naam van de Heer Jezus, dank God de Vader door Hem.

5. Reinigingswoord (Hebreeën 9:14)

14 hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf onbevlekt aan God heeft geofferd, uw geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen?

6. Verzekerend woord (Hebreeën 10:22)

22 laten we naderen met een oprecht hart in de volle verzekerdheid van het geloof, terwijl ons hart besprenkeld is met een slecht geweten en ons lichaam is gewassen met zuiver water.